Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering
Artikel 2
Geldend
Geldend van 29-06-2023 tot 10-07-2027
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 30-12-2024.
- Bronpublicatie:
31-05-2023, PbEU 2023, L 150 (uitgifte: 09-06-2023, regelingnummer: 2023/1113)
- Inwerkingtreding
29-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2023, PbEU 2023, L 150 (uitgifte: 09-06-2023, regelingnummer: 2023/1113)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Belastingadviseur
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Deze richtlijn is van toepassing op de volgende meldingsplichtige entiteiten:
- 1.
kredietinstellingen;
- 2.
financiële instellingen;
- 3.
de volgende natuurlijke of rechtspersonen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten:
- a)
auditors, externe accountants en belastingadviseurs, alsmede iedere persoon die zich ertoe verbindt als voornaamste bedrijfs- of beroepsactiviteit, rechtstreeks of via andere met hem gelieerde personen materiële hulp, bijstand of advies op belastinggebied te verlenen;
- b)
notarissen en andere onafhankelijke beoefenaren van juridische beroepen wanneer zij deelnemen, hetzij door op te treden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële of onroerendgoedtransactie, hetzij door het verlenen van bijstand bij het voorbereiden of uitvoeren van transacties voor hun cliënt in verband met:
- i)
de aan- en verkoop van onroerend goed of bedrijven;
- ii)
het beheren van diens geld, waardepapieren of andere activa;
- iii)
de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen;
- iv)
het organiseren van de inbreng die nodig is voor de oprichting, de exploitatie of het beheer van vennootschappen;
- v)
de oprichting, de exploitatie of het beheer van trusts, vennootschappen, stichtingen of soortgelijke structuren;
- c)
niet onder a) of b) vallende aanbieders van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten;
- d)
vastgoedmakelaars, ook wanneer zij optreden als tussenpersoon bij de verhuur van onroerend goed, maar alleen met betrekking tot transacties waarvoor de maandelijkse huurprijs 10 000 EUR of meer bedraagt;
- e)
andere personen die handelen in goederen, doch voor zover er contante betalingen worden gedaan of ontvangen voor een bedrag van 10 000 EUR of meer, ongeacht of de transactie plaatsvindt in één verrichting of via meer verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan;
- f)
aanbieders van kansspeldiensten;
- g)
vervallen;
- h)
vervallen;
- i)
personen die handelen in of als tussenpersoon optreden bij de handel in kunstwerken, ook wanneer deze handel wordt uitgevoerd door kunstgalerijen en veilinghuizen, indien de waarde van de transactie of een reeks van onderling samenhangende transacties 10 000 EUR of meer bedraagt;
- j)
personen die kunstwerken opslaan of verhandelen of als tussenpersoon optreden bij de handel in kunstwerken wanneer deze wordt uitgevoerd door freeports, indien de waarde van de transactie of een reeks van onderling samenhangende transacties 10 000 EUR of meer bedraagt.
2.
Met uitzondering van casino's en na een adequate risicobeoordeling, kunnen de lidstaten besluiten aanbieders van bepaalde kansspeldiensten geheel of gedeeltelijk vrijstelling te verlenen van de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn, voor zover is bewezen dat de aard en, in voorkomend geval, de omvang van de transacties betreffende dergelijke diensten een laag risico vertegenwoordigen.
Bij deze risicobeoordeling moeten de lidstaten onder meer beoordelen in welke mate de betrokken transacties gevoelig zijn voor witwassen of terrorismefinanciering, mede met betrekking tot de gebruikte betalingswijzen.
De lidstaten geven in hun risicobeoordeling aan hoe zij rekening hebben gehouden met relevante bevindingen van de Commissie zoals uiteengezet in de door haar overeenkomstig artikel 6 uitgebrachte verslagen.
Ieder door een lidstaat uit hoofde van de eerste alinea genomen besluit wordt aan de Commissie gemeld, met een motivering op basis van de specifieke risicobeoordeling. De Commissie stelt de overige lidstaten van dat besluit in kennis.
3.
De lidstaten kunnen besluiten dat personen die slechts occasioneel of in zeer beperkte mate financiële activiteiten ontplooien waarbij het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering gering zijn, niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, mits alle volgende criteria vervuld zijn:
- a)
de financiële activiteit is in absolute zin beperkt van omvang;
- b)
de financiële activiteit is op transactiebasis beperkt;
- c)
de financiële activiteit vormt niet de hoofdactiviteit van die personen;
- d)
de financiële activiteit heeft een bijkomstig karakter en houdt rechtstreeks verband met de hoofdactiviteit van die personen;
- e)
de hoofdactiviteit van die personen is niet een activiteit als bedoeld in lid 1, punt 3), onder a) tot en met d) of f);
- f)
de financiële activiteit wordt enkel verricht ten behoeve van cliënten van de hoofdactiviteit van die personen, en wordt niet algemeen aangeboden aan het publiek.
De eerste alinea is niet van toepassing op personen die werkzaamheden verrichten op het gebied van geldtransfers als gedefinieerd in artikel 4, punt 13), van Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad (1).
4.
Voor de toepassing van lid 3, onder a), schrijven de lidstaten voor dat de totale omzet uit de financiële activiteit een bepaalde drempel, die voldoende laag moet zijn, niet overschrijdt. Die drempel wordt, afhankelijk van het soort financiële activiteit, op nationaal niveau vastgesteld.
5.
Voor de toepassing van lid 3, onder b), hanteren de lidstaten per cliënt en per transactie een bovengrens, ongeacht of de transactie plaatsvindt in één verrichting dan wel in verscheidene verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan. Die bovengrens wordt, afhankelijk van het soort financiële activiteit, op nationaal niveau vastgesteld. Zij ligt voldoende laag om ervoor te zorgen dat dit soort transacties geen geschikte of doelmatige methode vormen voor witwassen of terrorismefinanciering, en bedraagt niet meer dan 1 000 EUR.
6.
Voor de toepassing van lid 3, onder c), verlangen de lidstaten dat de omzet uit de financiële activiteit niet meer dan 5 % van de totale omzet van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon bedraagt.
7.
Wanneer de lidstaten voor de toepassing van dit artikel het witwasrisico of het risico van terrorismefinanciering beoordelen, besteden zij bijzondere aandacht aan elke financiële activiteit ten aanzien waarvan het door haar aard bijzonder waarschijnlijk mag worden geacht dat zij kan worden gebruikt of misbruikt voor witwassen of terrorismefinanciering.
8.
Uit hoofde van lid 3 door de lidstaten genomen besluiten worden gemotiveerd. Wanneer de omstandigheden veranderen, kunnen de lidstaten besluiten die besluiten in te trekken. Zij stellen de Commissie in kennis van die besluiten. De Commissie deelt deze aan de overige lidstaten mee.
9.
De lidstaten zetten op risico gebaseerde controleactiviteiten op of nemen andere passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de bij besluiten op grond van dit artikel verleende vrijstelling niet wordt misbruikt.
Voetnoten
Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1).