Einde inhoudsopgave
Algemeen militair ambtenarenreglement
Artikel 24 Bevordering
Geldend
Geldend vanaf 24-11-2018
- Bronpublicatie:
08-11-2018, Stb. 2018, 430 (uitgifte: 23-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-11-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2018, Stb. 2018, 430 (uitgifte: 23-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij koninklijk besluit geschiedt de bevordering van:
- a.
een militair met een rang beneden de rang van luitenant ter zee der derde klasse/tweede luitenant tot een officiersrang;
- b.
een militair die een officiersrang bekleedt;
- c.
een lid van het Koninklijk Huis;
- d.
een militair die behoort tot het Militaire huis van Zijne Majesteit de Koning;
- e.
een militair tot de rang van commandeur/brigadegeneraal/commodore of tot een hogere rang.
2.
De bevoegdheid tot de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bevordering kan bij koninklijk besluit aan Onze Minister worden toegekend.
3.
De overige bevorderingen geschieden door Onze Minister.
4.
Aan de militair die een functie is toegewezen waaraan een hogere rang is verbonden dan de rang die hij bekleedt, wordt met ingang van de datum van ingang van functievervulling die hogere rang toegekend. Het toekennen van die rang kan tevens, voor een korte periode van voorbereiding, daaraan voorafgaand geschieden.
5.
In afwijking van het vierde lid kan aan de militair in bijzondere gevallen tijdelijk een hogere rang worden toegekend dan die welke hij bekleedt indien:
- a.
het gewenste optreden van de militair daartoe noodzaakt en het optreden een wezenlijk onderdeel uitmaakt van de functie;
- b.
de militair wordt ingezet in het kader van een vredesoperatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, en hij niet voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 19.
6.
De in het vijfde lid bedoelde militair keert van rechtswege terug tot de rang of klasse die hij daarvoor bekleedde indien de reden tot het toekennen van de hogere rang vervalt.
7.
De navolgende bevorderingen kunnen geschieden in afwijking van het vierde lid:
- a.
bij de Koninklijke marine: de bevorderingen in de stand van matroos en de bevordering van de luitenant ter zee der derde klasse tot luitenant ter zee der tweede klasse;
- b.
bij de Koninklijke landmacht: de bevorderingen in de stand van soldaat, de bevordering van korporaal tot korporaal der eerste klasse, de bevordering van sergeant/wachtmeester tot sergeant/wachtmeester der eerste klasse en de bevordering van tweede luitenant tot eerste luitenant;
- c.
bij de Koninklijke luchtmacht: de bevorderingen in de stand van soldaat, de bevorderingen van korporaal tot korporaal der eerste klasse, de bevordering van sergeant tot sergeant der eerste klasse en de bevordering van tweede luitenant tot eerste luitenant;
- d.
bij de Koninklijke marechaussee: de bevorderingen in de stand van marechaussee der vierde en derde klasse; de bevordering van marechaussee der tweede klasse tot marechaussee der eerste klasse, de bevordering van de wachtmeester tot wachtmeester der eerste klasse en de bevordering van tweede luitenant tot eerste luitenant.
8.
Indien een militair die een rang tijdelijk bekleedt, overlijdt, wordt hij geacht de tijdelijke rang effectief te hebben bekleed op het tijdstip van zijn overlijden.