Einde inhoudsopgave
Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2019
12 Intrekking
Geldend
Geldend vanaf 12-04-2019
- Redactionele toelichting
In de Staatscourant is dit onderdeel als 12.3 i.p.v. 12 gepubliceerd.
- Bronpublicatie:
01-04-2019, Stcrt. 2019, 19733 (uitgifte: 11-04-2019, regelingnummer: 2387622)
- Inwerkingtreding
12-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-04-2019, Stcrt. 2019, 19733 (uitgifte: 11-04-2019, regelingnummer: 2387622)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
De Minister van Justitie en Veiligheid kan op grond van de in artikel 14, onder a tot en met f, van de wet genoemde redenen een vergunning intrekken.
Het recht van de Minister van Justitie en Veiligheid om conform artikel 14 van de wet de vergunning in te trekken, wordt onverminderd toegepast in de gevallen, genoemd in artikel 14 onder c, d en f van de wet. In de gevallen, genoemd in artikel 14 onder a, b en e van de wet zal de Minister van Justitie en Veiligheid een afweging maken, waarbij beoordeeld zal worden of de situatie dermate ernstig is dat de vergunning dient te worden ingetrokken. Dit is het geval wanneer:
- 1.
in redelijkheid niet (meer) kan worden verwacht dat een boete het gewenste correctionele effect heeft of
- 2.
wanneer de boete niet proportioneel kan worden geacht, gezien de ernst van de overtreding.
Een voorbeeld van de als eerst genoemde optie is het herhaaldelijk begaan van overtredingen, ondanks dat er eerder een boete is opgelegd. Onder punt 2 valt de constatering van zeer ernstige overtredingen zoals het kopen van informatie van politieambtenaren door beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de constatering van een dusdanig groot aantal overtredingen binnen één organisatie, dat naar redelijke verwachting niet op korte termijn zal worden voldaan aan de in de vergunning opgenomen voorwaarden en de in de wet en regelgeving gestelde eisen.