Einde inhoudsopgave
Besluit 2005/684/EG, Euratom houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement
Artikel 17
Geldend
Geldend vanaf 20-07-2009
- Bronpublicatie:
28-09-2005, PbEU 2005, L 262 (uitgifte: 07-10-2005, regelingnummer: 2005/684/EG 2005/684/Euratom)
- Inwerkingtreding
20-07-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-09-2005, PbEU 2005, L 262 (uitgifte: 07-10-2005, regelingnummer: 2005/684/EG 2005/684/Euratom)
- Afhankelijke geldigheid
Dit Statuut treedt tegelijk in werking met de zittingsperiode van het Europees Parlement.
- Vakgebied(en)
EU-recht / Besluitvorming
EU-recht / Instituties
1.
Bij overlijden van een lid of van een voormalig lid dat op het tijdstip van overlijden recht of aanspraak had op een pensioen zoals bedoeld in de artikelen 14 of 15, hebben de echtgeno(o)t(e) en de ten laste komende kinderen recht op een pensioen.
2.
Dit pensioen mag in totaal niet hoger zijn dan het pensioen waarop het lid aan het einde van de zittingsperiode aanspraak had kunnen maken of waarop het voormalige lid recht had of zou hebben gehad.
3.
De achtergebleven echtgeno(o)t(e) ontvangt 60 % van het in lid 2 genoemde bedrag, evenwel tenminste 30 % van de bezoldiging zoals bedoeld in artikel 10. Dit recht komt bij hertrouwen niet te vervallen. Dit recht bestaat niet, indien de omstandigheden in afzonderlijke gevallen geen redelijke twijfel laten bestaan over het feit dat het huwelijk slechts met het oog op verzorging is gesloten.
4.
Een ten laste komend kind ontvangt 20 % van het in lid 2 genoemde bedrag.
5.
Zo nodig wordt het maximumbedrag van het uit te keren pensioen tussen de echtgeno(o)t(e) en de kinderen verdeeld naar rata van de in de leden 3 en 4 genoemde percentages.
6.
Het pensioen wordt uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand na overlijden.
7.
Bij overlijden van de echtgeno(o)t(e) vervalt zijn/haar recht aan het eind van de maand van overlijden.
8.
Het recht van een kind vervalt aan het eind van de maand waarin het de 21-jarige leeftijd bereikt. Het recht blijft echter voor de duur van de opleiding bestaan, maar komt uiterlijk aan het eind van de maand waarin het kind de 25-jarige leeftijd bereikt, te vervallen. Het recht blijft bestaan zolang het kind wegens ziekte of een gebrek niet in staat is in zijn levensonderhoud te voorzien.
9.
Partners in een leefgemeenschap die in de lidstaten wordt erkend, worden gelijkgesteld met echtgenoten.
10.
Het Parlement stelt de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht vast.