Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling zeevisserij
Artikel 54 Nationale voorschriften als bedoeld in bijlage V, deel B, punt 1.2, van verordening 2019/1241
Geldend
Geldend vanaf 14-08-2019
- Bronpublicatie:
07-08-2019, Stcrt. 2019, 44259 (uitgifte: 09-08-2019, regelingnummer: WJZ/19145567)
- Inwerkingtreding
14-08-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-08-2019, Stcrt. 2019, 44259 (uitgifte: 09-08-2019, regelingnummer: WJZ/19145567)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Voor de toepassing van de voorwaarde voor gerichte visserij op Noordzeegarnalen en ringsprietgarnalen met een maaswijdte van ten minste 16 mm, bedoeld in de tabel in bijlage V, deel B, punt 1.2 van verordening 2019/1241 geldt dat een zeeflap:
- a.
een maaswijdte heeft van ten hoogste 70 mm;
- b.
is bevestigd aan de binnenzijde van het vistuig op zodanige wijze dat alle mariene organismen uitsluitend via de zeeflap de kuil van het vistuig kunnen bereiken;
- c.
een ontsnappingsgat bevat dat is aangebracht in de bovenzijde of onderzijde van het vistuig ter hoogte van ten hoogste 30 mazen voor de aanhechting van de kuil, ter grootte van ten minste 15 mazen van het vistuig waarin de zeeflap is bevestigd, gesneden in de lengterichting van dat vistuig; en
- d.
even lang of ten hoogste 10% langer is dan het basisnet van het vistuig waarin de zeeflap is bevestigd, waarbij het achterste punt van de zeeflap is bevestigd op maximaal 5 mazen achter het achterste deel van het ontsnappingsgat.
2.
De zeeflap behoeft gedurende de periode van 15 april tot en met 15 november niet bevestigd te zijn voor zover de gerichte visserij op Noordzeegarnalen of ringsprietgarnalen wordt uitgeoefend in de kustwateren en het zeegebied, bedoeld in het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970, en in de Nederlandse territoriale zee.
3.
Het is verboden handelingen te verrichten of middelen aan te wenden waardoor de ontsnapping van mariene organismen door het ontsnappingsgat wordt bemoeilijkt of belet, met uitzondering van het gebruik van een overkuil met een maaswijdte van minimaal 80 mm, die is aangebracht op maximaal 30 mazen voor het ontsnappingsgat, of een secundaire kuil met een maaswijdte van minimaal 80 mm.