Einde inhoudsopgave
Mededeling 2016/C 262/01 betreffende het begrip ‘staatssteun’ in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
54
Geldend
Geldend vanaf 19-07-2016
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad. De datum van inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
19-07-2016, PbEU 2016, C 262 (uitgifte: 19-07-2016, regelingnummer: 2016/C 262/01)
- Inwerkingtreding
19-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-07-2016, PbEU 2016, C 262 (uitgifte: 19-07-2016, regelingnummer: 2016/C 262/01)
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Mededinging
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
In die gevallen dient te worden nagegaan of de Staat, naast zijn rol als beheerder van de betrokken openbare goederen, handelt als een toezichthouder die beleidsdoelstellingen nastreeft door aan de selectieprocedure van de betrokken ondernemingen kwalitatieve criteria te verbinden (die vooraf op transparante en niet-discriminerende wijze zijn vastgesteld) (1). Wanneer de Staat als toezichthouder handelt, kan hij rechtmatig besluiten om de inkomsten die anders zouden kunnen worden behaald, niet te maximaliseren zonder daarmee in de werkingssfeer van de staatssteunregels te vallen, mits alle betrokken marktdeelnemers overeenkomstig het non-discriminatiebeginsel worden behandeld en er een inherent verband is tussen het behalen van de reguleringsdoelstelling en het derven van de inkomsten (2).
Voetnoten
Zie het arrest van het Gerecht van 4 juli 2007, Bouygues SA en Bouygues Télécom SA/Commissie, T-475/04, ECLI:EU:T:2007:196, waarin het Gerecht (in punt 104) opmerkte dat nationale autoriteiten bij het verlenen van toegang tot een schaars collectief goed als de radiofrequenties zowel de rol van toezichthouder als die van beheerder van die collectieve goederen vervullen.
Zie, in die zin, overwegingen 28 tot en met 30 van het besluit van de Commissie van 20 juli 2004 betreffende steunmaatregel NN 42/2004 — Frankrijk — Wijziging met terugwerkende kracht van de door Orange en SFR te betalen kosten voor een UMTS-vergunning (PB C 275 van 8.11.2005, blz. 3), bevestigd door de Unierechter (arrest Bouygues SA en Bouygues Télécom SA, reeds aangehaald, ECLI:EU:T:2007:196, punten 108–111 en 113, en arrest van het Hof van Justitie van 2 april 2009, Bouygues SA en Bouygues Télécom SA, C-431/07 P, ECLI:EU:C:2009:223, punten 94–98 en 125). In dit geval vervulde de Staat, bij de toekenning van UMTS-radiospectrumvergunningen, tegelijkertijd de rol van telecomtoezichthouder en die van beheerder van die collectieve goederen en streefde hij de reguleringsdoelstellingen na die waren uiteengezet in Richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten (PB L 117 van 7.5.1997, blz. 15). In dit soort situaties, zo heeft de Unierechter bevestigd, was met het verlenen van vergunningen zonder het maximaliseren van de inkomsten die hadden kunnen worden behaald geen staatssteun gemoeid, aangezien de betrokken maatregelen gerechtvaardigd waren door de reguleringsdoelstellingen die in Richtlijn 97/13/EG waren vastgesteld en het non-discriminatiebeginsel in acht werd genomen. Daarentegen heeft het Hof van Justitie in zijn arrest van 8 september 2011, Commissie/Nederland C-279/08 P, ECLI:EU:C:2011:551, punt 88 e.v., geen reguleringsargumenten onderscheiden die zouden rechtvaardigen dat vrij verhandelbare emissierechten, zonder tegenprestatie, worden verleend. Zie ook het arrest van het Hof van Justitie van 14 januari 2015, Eventech Ltd/Parking Adjudicator, C-518/13, ECLI:EU:C:2015:9, punt 46 e.v.