Einde inhoudsopgave
Besluit bewapening en uitrusting politie
Artikel 4
Geldend
Geldend van 01-07-2022 tot 01-04-2025
- Bronpublicatie:
26-01-2021, Stb. 2021, 46 (uitgifte: 05-02-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-05-2022, Stb. 2022, 194 (uitgifte: 25-05-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
1.
De bewapening van de surveillant van politie bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:
- a.
een korte wapenstok;
- b.
pepperspray.
2.
De bewapening van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat mede uit het pistool:
- a.
tijdens de uitoefening van de taken ten dienste van de justitie, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, onder 3°, van de Politiewet 2012;
- b.
tijdens de uitvoering van een last voor de tenuitvoerlegging van beslissingen als bedoeld in artikel 6:1:5, van het Wetboek van Strafvordering;
- c.
tijdens de uitoefening van zijn dienst in de beroepspraktijkvorming, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel gg, van het Besluit algemene rechtspositie politie, indien hij een opleiding volgt op een niveau dat overeenkomt met niveau 3 of hoger als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of op een niveau dat op grond van artikel 7.10a of artikel 7.10b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek recht geeft op het voeren van de graad Associate degree, Bachelor of Master.
3.
In andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid, is het bewapenen van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid met het pistool alleen toegestaan indien Onze Minister daarvoor, op verzoek van de korpschef, toestemming heeft verleend. Aan deze toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.
4.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:
- a.
handboeien;
- b.
een koppel;
- c.
een veiligheidsvest;
- d.
nazorgmiddelen bij het gebruik van pepperspray.
5.
Indien de korpschef dit noodzakelijk acht, kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede worden uitgerust met andere vrijheidsbeperkende middelen waarmee de polsen van een persoon bij elkaar kunnen worden gehouden.
6.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, kan mede bestaan uit:
- a.
een tactisch vest;
- b.
een kogelwerende helm;
- c.
een gasmasker;
- d.
een schild.