Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit
Artikel 4.38 (gronden verlenen of onthouden instemming)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Instemming wordt alleen verleend of onthouden op dezelfde gronden als de gronden voor het verlenen of weigeren van de omgevingsvergunning voor de activiteit, tenzij het tweede, derde of vierde lid van toepassing is. Daarbij geldt een ontheffing als bedoeld in artikel 2.32 van de wet die is verleend voor een voorgenomen beslissing tot verlening van een omgevingsvergunning als ontheffing voor het verlenen van instemming.
2.
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 4.25, eerste lid, onder g, kan instemming alleen worden onthouden als de voorgenomen beslissing op de aanvraag in strijd is met een door een bestuursorgaan van de provincie in een openbaar document aangegeven provinciaal belang en het provinciebestuur dat belang niet met inzet van andere aan hem toekomende bevoegdheden kan beschermen.
3.
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 4.27, eerste lid, of als het gaat om een aanvraag om een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 4.27, derde lid, kan instemming alleen worden onthouden als geen sprake is van een bijzonder geval dat het afwijken van de regel uit hoofdstuk 4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving rechtvaardigt.
4.
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een burgerluchthaven van regionale betekenis als bedoeld in artikel 4.30, eerste lid, onder c, kan instemming alleen worden onthouden in het belang van het veilig gebruik van het luchtruim.