Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas
Artikel 2.2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
16-10-2018, Stb. 2018, 375 (uitgifte: 31-10-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-10-2018, Stb. 2018, 375 (uitgifte: 31-10-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Algemeen
Energierecht / Distributie
1.
Een netbeheerder consulteert een ontwerpinvesteringsplan gedurende vier weken door publicatie van het ontwerpinvesteringsplan op een geschikte wijze.
2.
Een netbeheerder voegt de zienswijzen bij het ontwerpinvesteringsplan.
3.
De Autoriteit Consument en Markt en Onze Minister toetsen binnen 12 weken nadat het ontwerpinvesteringsplan overeenkomstig artikel 21, derde lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 7a, tweede lid, onderdeel b, van de Gaswet is voorgelegd.
4.
De Autoriteit Consument en Markt betrekt bij haar toetsing onder meer of het ontwerpinvesteringsplan:
- a.
wanneer het niet het net op zee betreft, de noodzaak van de uitbreidings- en vervangingsinvesteringen aantoont voor het vervullen van de taken die bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet aan de netbeheerder zijn toegekend;
- b.
wanneer dit het net op zee betreft, in lijn is met het ontwikkelkader, bedoeld in artikel 16e, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998.
5.
Indien het ontwerpinvesteringsplan de Autoriteit Consument en Markt of Onze Minister aanleiding geeft tot het opleggen van een bindende gedragslijn als bedoeld in artikel 5a van Elektriciteitswet 1998 of artikel 1b van de Gaswet, respectievelijk artikel 21, twaalfde lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 7a, elfde lid, van de Gaswet, stelt de netbeheerder het investeringsplan niet vast dan nadat het investeringsplan overeenkomstig de gedragslijn is aangepast.
6.
Een netbeheerder publiceert het investeringsplan na vaststelling onverwijld op een geschikte wijze en zendt het aan Onze Minister en de Autoriteit Consument en Markt.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing van het eerste tot en met vierde lid en het zesde lid.