Einde inhoudsopgave
Denemarken en het Verdrag betreffende de Europese Unie (92/C 348/01)
Bijlage 3 Unilaterale verklaringen van Denemarken die de Deense akte van bekrachtiging van het Verdrag betreffende de Europese Unie vergezellen en waarvan de andere elf Lid-Staten kennis zullen nemen
Geldend
Geldend vanaf 31-12-1992
- Bronpublicatie:
12-12-1992, PbEG 1992, C 348 (uitgifte: 31-12-1992, regelingnummer: 92/C348/01)
- Inwerkingtreding
31-12-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-1992, PbEG 1992, C 348 (uitgifte: 31-12-1992, regelingnummer: 92/C348/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Besluitvorming
Verklaring betreffende het burgerschap van de Unie
1
Het burgerschap van de Unie is een politiek en juridisch begrip dat geheel verschilt van het begrip burgerschap in de betekenis van de grondwet van het Koninkrijk Denemarken en van het Deense rechtssysteem. Niets in het Verdrag betreffende de Europese Unie impliceert of beoogt een toezegging tot invoering van een burgerschap van de Unie in de zin van burgerschap van een nationale staat. De kwestie dat Denemarken zou deelnemen aan een dergelijke ontwikkeling is dus niet aan de orde.
2
Het burgerschap van de Unie geeft een onderdaan van een andere Lid-Staat op zich geenszins het recht het Deense burgerschap te verwerven, noch andere rechten, plichten, privileges of voordelen die inherent zijn aan het Deense burgerschap op grond van de grondwettelijke, wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van Denemarken. Denemarken zal alle specifieke rechten waarin het Verdrag uitdrukkelijk voorziet en die van toepassing zijn op onderdanen van de Lid-Staten, volledig respecteren.
3
Onderdanen van de andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschap genieten in Denemarken het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen zoals bedoeld in artikel 8 B van het Verdrag betreffende de Europese Gemeenschap.
Denemarken is voornemens om tijdig vóór de volgende verkiezingen in 1994 wetgeving in te voeren waarbij onderdanen van de andere Lid-Staten het actief en passief kiesrecht krijgen bij de verkiezingen voor het Europees Parlement.
Denemarken is niet van plan te aanvaarden dat de nadere regelingen als bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel, kunnen leiden tot voorschriften die afbreuk doen aan de rechten die in Denemarken reeds op dit gebied bestaan.
4
Onverminderd de andere bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt in artikel 8 E daarvan eenparigheid van stemmen van alle leden van de Raad van de Europese Gemeenschappen, dat wil zeggen alle Lid-Staten, vereist om bepalingen vast te stellen ter aanvulling van de in het tweede deel van het EG-Verdrag vastgelegde rechten. Bovendien zal elk met eenparigheid van stemmen genomen besluit van de Raad, voordat dit van kracht wordt, in elke Lid-Staat moeten worden aangenomen overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen. In Denemarken wordt voor een dergelijke aanneming in het geval van een overdracht van soevereiniteit, zoals bepaald in de Deense grondwet, ofwel een meerderheid van 5/6 van de leden van de Folketing vereist, ofwel zowel een meerderheid van de leden van de Folketing als een meerderheid van de kiezers bij een referendum.
Verklaring over de samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken
Volgens artikel K 9 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is eenparigheid van stemmen van alle leden van de Raad van de Europese Unie, dat wil zeggen van alle Lid-Staten, vereist voor de aanneming van besluiten waarin artikel 100 C van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is op optreden op in artikel K 1, punten 1 tot en met 6, genoemde gebieden. Bovendien zullen met eenparigheid van stemmen genomen besluiten van de Raad, voordat deze van kracht worden, moeten worden aangenomen in elke Lid-Staat overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen. In Denemarken is voor een dergelijke aanneming in het geval van een overdracht van soevereiniteit, zoals bepaald in de Deense grondwet, ofwel een meerderheid van 5/6 van de leden van de Folketing vereist, ofwel zowel een meerderheid van de leden van de Folketing als een meerderheid van de kiezers bij een referendum.
Slotverklaring
Bovenstaand besluit en bovenstaande verklaringen vormen een antwoord op het resultaat van het Deense referendum van 2 juni 1992 over de bekrachtiging van het Verdrag van Maastricht. Voor zover het Denemarken betreft zullen de doelstellingen van dat Verdrag op de vier in de delen A tot en met D van het besluit bedoelde gebieden worden bezien in het licht van deze documenten, die verenigbaar zijn met het Verdrag en die geen afbreuk doen aan de doelstellingen van dat Verdrag.