Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting
Artikel 23 Vermijding van dubbele belasting
Geldend
Geldend vanaf 30-04-2022
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast voor belastingjaren en -tijdvakken en belastbare gebeurtenissen die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin de wijziging in werking treedt.
- Bronpublicatie:
29-10-2020, Trb. 2020, 119 (uitgifte: 16-11-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-03-2022, Trb. 2022, 23 (uitgifte: 03-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag in Polen mogen worden belast.
2.
Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 6, artikel 7, artikel 10, zesde lid, artikel 11, zesde lid, artikel 12, vijfde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, artikel 15, eerste lid, artikel 18, eerste en tweede lid, artikel 19, eerste lid (onderdeel a) en tweede lid (onderdeel a) en artikel 22, tweede lid, van dit Verdrag in Polen mogen worden belast en die in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze inkomensbestanddelen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde inkomensbestanddelen geacht te zijn begrepen in het totale bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
3.
Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor die bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede lid, artikel 11, tweede lid, artikel 12, tweede lid, artikel 13, lid 3a en vijfde lid, artikel 16, artikel 17 en artikel 18, vijfde lid, van dit Verdrag in Polen mogen worden belast, in zoverre deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in Polen over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt niet meer dan het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
4.
Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, verleent Nederland een aftrek op de Nederlandse belasting voor de in Polen betaalde belasting op bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 7, artikel 10, zesde lid, artikel 11, zesde lid, artikel 12, vijfde lid, artikel 14, en artikel 22, tweede lid, van dit Verdrag in Polen mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, indien en voor zover Nederland uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting een aftrek verleent op de Nederlandse belasting voor de in een ander land over die bestanddelen van het inkomen geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek zijn de bepalingen van het derde lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
5.
Indien een inwoner van Polen inkomen verkrijgt dat volgens de bepalingen van het Verdrag in Nederland mag worden belast (behalve voor zover deze bepalingen belastingheffing door Nederland toestaan met als enige reden dat dat inkomen ook inkomen is dat door een inwoner van Nederland verkregen is), verleent Polen een aftrek op de belasting naar het inkomen van die inwoner ter hoogte van een bedrag dat gelijk is aan de in Nederland betaalde belasting naar het inkomen. Deze aftrek overschrijdt echter niet dat deel van de belasting naar het inkomen, zoals deze is berekend vóór het verlenen van de aftrek, dat kan worden toegerekend aan het inkomen dat in Nederland mag worden belast.
6.
Indien inkomen genoten door een inwoner van Polen in overeenstemming met enige bepaling van dit Verdrag in Polen van belastingheffing is vrijgesteld, dan mag Polen desalniettemin, bij het berekenen van het belastingbedrag over het resterende inkomen van die inwoner, het vrijgestelde inkomen in aanmerking nemen.
7.
De bepalingen van het tweede lid zijn niet van toepassing op inkomensbestanddelen verkregen door een inwoner van Nederland wanneer Polen de bepalingen van dit Verdrag toepast om deze inkomensbestanddelen vrij te stellen van belasting of de bepalingen van artikel 10, tweede lid, of artikel 11, tweede lid, op deze inkomensbestanddelen toepast.