Einde inhoudsopgave
Regeling basisregistratie personen
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 25-05-2018
- Bronpublicatie:
20-11-2018, Stcrt. 2018, 67390 (uitgifte: 05-12-2018, regelingnummer: 2018-0000808011)
- Inwerkingtreding
01-01-2019, terugwerkend tot: 25-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2018, Stcrt. 2018, 67390 (uitgifte: 05-12-2018, regelingnummer: 2018-0000808011)
- Vakgebied(en)
Privacy / Algemeen
Burgerzaken / Basisregistratie personen
1.
De gegevens in het uittreksel, bedoeld in artikel 4.3, tweede lid, van de Wet BRP, dat door het college van burgemeester en wethouders aan de Autoriteit persoonsgegevens wordt gezonden, zijn geaggregeerd zodanig:
- a.
dat het aantal correcte persoonslijsten ten opzichte van het totale aantal persoonslijsten wordt weergegeven en de afwijkingen worden ingedeeld in drie groepen, te weten:
- 1°
de afwijkingen betreffende de algemene gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet BRP over de burgerlijke staat en het adres;
- 2°
de afwijkingen betreffende de overige algemene gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, en artikel 4.9, eerste lid, van de Wet BRP;
- 3°
de afwijkingen betreffende de administratieve gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet BRP.
- b.
dat het aantal malen wordt weergegeven dat in de verslagperiode een aantekening omtrent een onderzoek als bedoeld in artikel 2.26 van de Wet BRP is geplaatst.
2.
De gegevens in het uittreksel, bedoeld in artikel 4.3, tweede lid, van de Wet BRP, dat door de minister aan de Autoriteit persoonsgegevens wordt gezonden, zijn geaggregeerd zodanig:
- a.
dat het aantal correcte persoonslijsten ten opzichte van het totale aantal persoonslijsten wordt weergegeven en de afwijkingen worden ingedeeld in twee groepen, te weten:
- 1°
de afwijkingen betreffende de algemene gegevens, bedoeld in artikel 2.69, eerste lid, onderdeel a, en artikel 4.9, tweede lid, van de Wet BRP;
- 2°
de afwijkingen betreffende de administratieve gegevens, bedoeld in artikel 2.69, eerste lid, onderdeel b, van de Wet BRP.
- b.
dat het aantal malen wordt weergegeven dat in de verslagperiode een aantekening omtrent een onderzoek als bedoeld in artikel 2.76 van de Wet BRP is geplaatst.
3.
De gegevens in het uittreksel, bedoeld in artikel 4.3, vierde lid, van de Wet BRP, dat door het college van burgemeester en wethouders aan de minister wordt gezonden, zijn geaggregeerd zodanig:
- a.
dat het aantal correcte persoonslijsten ten opzichte van het totale aantal persoonslijsten wordt weergegeven en de afwijkingen worden ingedeeld in drie groepen, te weten:
- 1°
de afwijkingen betreffende de algemene gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet BRP over de burgerlijke staat en het adres;
- 2°
de afwijkingen betreffende de overige algemene gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, en artikel 4.9, eerste lid, van de Wet BRP;
- 3°
de afwijkingen betreffende de administratieve gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet BRP.
- b.
dat het aantal malen wordt weergegeven dat in de verslagperiode een aantekening omtrent een onderzoek als bedoeld in artikel 2.26 van de Wet BRP is geplaatst.
4.
Onverminderd het derde lid, omvatten de gegevens in het uittreksel, bedoeld in artikel 4.3, vierde lid, van de Wet BRP, dat door het college van burgemeester en wethouders aan de minister wordt gezonden, de antwoorden op de vragen van de vragenlijsten die deel uitmaken van het evaluatie-instrument.