Einde inhoudsopgave
Regeling basisregistratie personen
Bijlage 7 De aantekeningen in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling
Geldend
Geldend vanaf 12-05-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 24-02-2022
- Bronpublicatie:
09-05-2022, Stcrt. 2022, 10829 (uitgifte: 10-05-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
12-05-2022, terugwerkend tot: 24-02-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-05-2022, Stcrt. 2022, 10829 (uitgifte: 10-05-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Privacy / Algemeen
Burgerzaken / Basisregistratie personen
Bijlage bij artikel 14
De aantekeningen in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling:
- a.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten;
- b.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van die wet, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten, mits de werkgever van de ingeschrevene beschikt over een daartoe vereiste tewerkstellingsvergunning of mits de ingeschrevene beschikt over een daartoe vereiste gecombineerde vergunning als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000;
- c.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan bepaalde vormen van arbeid in loondienst te verrichten;
- d.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, waarbij het de ingeschrevene niet is toegestaan arbeid in loondienst te verrichten;
- e.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel b, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten;
- f.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel c, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten;
- g.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel d, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten;
- h.
de aantekening dat de ingeschrevene als economisch actieve gemeenschapsonderdaan ingevolge artikel 8.12 of 8.13 van het Vreemdelingenbesluit 2000 langer dan drie maanden na inreis rechtmatig verblijf heeft;
- i.
de aantekening dat de ingeschrevene als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan ingevolge artikel 8.12 of 8.13 van het Vreemdelingenbesluit 2000 langer dan drie maanden na inreis rechtmatig verblijf heeft;
- j.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8.11 van het Vreemdelingenbesluit 2000 rechtmatig verblijf heeft, waarbij aan het recht van de ingeschrevene om arbeid te verrichten geen voorwaarden kunnen worden gesteld;
- k.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel f, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van die wet, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist, dan wel ingevolge artikel 8, onderdeel h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift of beroepschrift tegen de beslissing op de desbetreffende aanvraag, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist;
- l.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel f, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28 van die wet, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist, dan wel ingevolge artikel 8, onderdeel h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een beroepschrift tegen de beslissing op de desbetreffende aanvraag, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op het beroepschrift is beslist;
- m.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel g, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een door de ingeschrevene tijdig ingediende aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 8, onderdelen b en d, van die wet, of tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning op grond van die wet, of een wijziging ervan, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist, dan wel ingevolge artikel 8, onderdeel h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift of beroepschrift tegen de beslissing op de desbetreffende aanvraag of tegen de intrekking van een verblijfsvergunning op grond van die wet, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist;
- n.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel g, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een door de ingeschrevene niet tijdig ingediende aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 8, onderdelen b en d, van die wet, of tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14 en 28 van die wet, of een wijziging ervan, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist, dan wel ingevolge artikel 8, onderdeel h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift of beroepschrift tegen de beslissing op de desbetreffende aanvraag, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist;
- o.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel l, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft, omdat de ingeschrevene verblijfsrecht ontleent aan het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije;
- p.
de aantekening dat de ingeschrevene geen titel tot verblijf heeft of deze heeft verloren;
- q.
de aantekening dat de ingeschrevene, ingevolge artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 langer dan drie maanden na inreis rechtmatig verblijf heeft als economisch actieve onderdaan van een land dat op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie is toegetreden, waarbij aan het recht van de ingeschrevene om arbeid te verrichten voorwaarden kunnen worden gesteld, dan wel ingevolge artikel 8.13 van het Vreemdelingenbesluit 2000 langer dan drie maanden rechtmatig verblijf heeft bij een ingeschrevene als hierboven bedoeld, waarbij aan het recht om arbeid te verrichten zodanige voorwaarden kunnen worden gesteld;
- r.
de aantekening dat de ingeschrevene, ingevolge artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 langer dan drie maanden na inreis rechtmatig verblijf heeft als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan van een land dat op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie is toegetreden, waarbij aan het recht van de ingeschrevene om arbeid te verrichten voorwaarden kunnen worden gesteld, dan wel ingevolge artikel 8.13 van het Vreemdelingenbesluit 2000 langer dan drie maanden rechtmatig verblijf heeft bij een ingeschrevene als hierboven bedoeld, waarbij aan het recht om arbeid te verrichten zodanige voorwaarden kunnen worden gesteld;
- s.
de aantekening dat de ingeschrevene, ingevolge artikel 8.11, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 rechtmatig verblijf heeft als onderdaan van een land dat op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie is toegetreden, waarbij aan het recht van de ingeschrevene om arbeid te verrichten voorwaarden kunnen worden gesteld, dan wel ingevolge artikel 8.11, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 rechtmatig verblijf heeft gedurende een zodanige periode, waarbij aan het recht om arbeid te verrichten zodanige voorwaarden kunnen worden gesteld;
- t.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8.17 van het Vreemdelingenbesluit 2000 een duurzaam verblijfsrecht heeft, waarbij aan het recht van de ingeschrevene om arbeid te verrichten geen voorwaarden kunnen worden gesteld;
- u.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft gedurende de geldigheid van een door de president van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens getroffen voorlopige maatregel, waarin is bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet, waarbij het de ingeschrevene niet is toegestaan om arbeid in loondienst te verrichten;
- v.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel m, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft na afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning op grond van artikel 30, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 terwijl hij in afwachting is van de feitelijke overdracht naar een verantwoordelijke lidstaat als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, L 180);
- w.
de aantekening dat de ingeschrevene rechtmatig verblijf heeft ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 op aanwijzing van de Minister van Justitie en Veiligheid, niet zijnde een verblijf op grond van een verblijfsvergunning of de aanvraag van een verblijfsvergunning of een verblijf op grond van internationale verplichtingen en verdragen;
- x.
de aantekening dat het rechtmatig verblijf van de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel e, van de Vreemdelingenwet 2000 is beëindigd op grond van een onherroepelijk geworden besluit, waardoor bestaande rechten voortvloeiende uit het recht van de Europese Unie niet meer gecontinueerd worden;
- y.
de aantekening dat het verblijfsrecht van de niet-ingezetene niet is bepaald;
- z.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel i, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft, zolang de ingeschrevene verblijfsrecht ontleent aan artikel 3.3, vierde of vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;
- aa.
de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onderdeel f, van de Vreemdelingenwet 2000 als tijdelijk beschermde als bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEG 2001, L 212) rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28 van die wet, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist, dan wel ingevolge artikel 8, onderdeel h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een beroepschrift tegen de beslissing op de desbetreffende aanvraag, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op het beroepschrift is beslist, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten.