Einde inhoudsopgave
Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft
Bijlage D
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
20-06-2024, Stb. 2024, 206 (uitgifte: 08-07-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2024, Stb. 2024, 206 (uitgifte: 08-07-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
behorend bij artikel 29.14, derde lid
De door een bank (i) verschuldigde buitengewone bijdrage, bedoeld in artikel 29.14, eerste lid, wordt berekend met behulp van de volgende formule:
epb(i) = db(i,t=1)/Σi db(i,t=1) x 0,5 × tek + a(i,t=1) x 0,5 × tek
waarin:
epb(i) = de door bank i verschuldigde buitengewone bijdrage;
db(i,t) = de gegarandeerde deposito’s van bank i op toetsmoment t;
t=1 op het laatste toetsmoment voordat het tekort in het Depositogarantiefonds is ontstaan;
tek = het tekort in het Depositogarantiefonds dat met behulp van de buitengewone bijdragen moet worden gefinancierd;
a(i,t=1) = {rw(i,t=1) × db(i,t=1)} / Σi{rw(i,t=1) × db(i,t=1)} = het aandeel van bank i in het totaal van de gewogen gegarandeerde deposito’s op toetsmoment t=1;
rw(i,t=1) = het voor bank i op toetsmoment t=1 geldende risicowegingspercentage dat volgt uit de risicocategorie waarin de bank ingevolge bijlage C is ingedeeld.
Per jaar wordt per bank geen grotere buitengewone bijdrage in rekening gebracht dan 0,5% van de bij de desbetreffende bank aangehouden gegarandeerde deposito’s. Als de totaal verschuldigde buitengewone bijdrage groter is wordt het meerdere in het daarop volgende jaar in rekening gebracht.