Overeenkomst inzake het Internationale Luchtvervoer
Artikel II
Geldend
Geldend vanaf 08-02-1945
- Bronpublicatie:
07-12-1944, Stb. 1946, G 252 (uitgifte: 11-10-1946, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
08-02-1945
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-1954, Trb. 1954, 20 (uitgifte: 01-01-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Sectie 1
De overeenkomstsluitende Staten aanvaarden deze Overeenkomst als opheffende alle tusschen hen bestaande verplichtingen en afspraken, welke onvereenigbaar zijn met haar bepalingen en nemen op zich, zoodanige verplichtingen en afspraken niet aan te gaan. Een overeenkomstsluitende Staat, welke eenige andere verplichting heeft aangegaan, welke onvereenigbaar is met deze Overeenkomst, zal onmiddellijk stappen doen om van zijn verplichtingen te worden ontslagen. Indien een luchtvaartmaatschappij van een overeenkomstsluitenden Staat zoodanige onvereenigbare verplichtingen heeft aangegaan, zal de Staat, welks nationaliteit zij bezit, zijn beste krachten aanwenden om de onverwijlde beëindiging ervan te verzekeren en zal in ieder geval zorgdragen, dat zij worden beëindigd zoo spoedig als zulks op wettige wijze na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst kan geschieden.
Sectie 2
Met inachtneming van de bepalingen, vervat in de voorgaande Sectie, kan een overeenkomstsluitende Staat regelingen treffen met betrekking tot internationale luchtdiensten, welke niet onvereenigbaar zijn met deze Overeenkomst. Elke zoodanige regeling zal onverwijld worden geregistreerd bij den Raad, die deze zoo spoedig mogelijk openbaar zal maken.