Verordening (EG) Nr. 2012/2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
30-03-2020, PbEU 2020, L 99 (uitgifte: 31-03-2020, regelingnummer: 2020/461)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-03-2020, PbEU 2020, L 99 (uitgifte: 31-03-2020, regelingnummer: 2020/461)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Openbare orde en veiligheid / Hulpverlening
1.
De steun geschiedt in de vorm van een financiële bijdrage uit het Fonds. Voor elke subsidiabele ramp of crisis wordt aan een subsidiabele staat één enkele financiële bijdrage toegekend.
2.
Het Fonds heeft tot doel een aanvulling te vormen op de inspanningen van de betrokken staten en moet een deel van hun overheidsuitgaven dekken om de subsidiabele staat te helpen om, naargelang van de aard van de subsidiabele ramp of crisis, de volgende noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel te treffen:
- a)
herstel van de infrastructuurvoorzieningen en uitrustingen op het gebied van energie, water en afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs;
- b)
uitvoering van voorlopige huisvestingsmaatregelen en inzet van hulpdiensten die zich op de behoeften van de bevolking richten;
- c)
veiligstelling van de infrastructurele preventievoorzieningen en op bescherming van het culturele erfgoed gerichte maatregelen;
- d)
reiniging van de door een ramp getroffen gebieden, inclusief natuurgebieden, in voorkomend geval volgens een ecosysteemaanpak, alsmede onverwijld herstel van getroffen natuurgebieden teneinde onmiddellijke effecten van bodemerosie te voorkomen;
- e)
maatregelen om snel bijstand, onder andere op medisch gebied, aan de door een grote volksgezondheidscrisis getroffen bevolking te verlenen en om de bevolking te beschermen tegen het risico te worden getroffen, waaronder preventie, monitoring of beheersing van de verspreiding van ziekten, de bestrijding van ernstige risico’s voor de volksgezondheid of de beperking van de gevolgen ervan voor de volksgezondheid.
Voor de toepassing van punt a) van de eerste alinea wordt onder “herstel” verstaan het herstellen van infrastructuurvoorzieningen en uitrustingen in de toestand waarin zij zich vóór de natuurramp bevonden. Indien dat juridisch onmogelijk of economisch niet verantwoord is om de toestand van vóór de natuurramp te herstellen, of indien de begunstigde staat besluit de getroffen infrastructuurvoorzieningen of uitrustingen te verplaatsen of de functionaliteit ervan te verbeteren, teneinde de bestendigheid ervan tegen toekomstige natuurrampen te versterken, is de bijdrage van het Fonds aan de herstelkosten beperkt tot de geraamde kosten van de terugkeer naar de status quo ante.
De kosten die het in de tweede alinea bedoelde kostenniveau overstijgen, worden door de begunstigde staat uit eigen middelen of, indien mogelijk, uit andere fondsen van de Unie betaald.
Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea wordt onder “voorlopige huisvesting” verstaan de huisvesting waar de betrokken bevolking is ondergebracht totdat zij kan terugkeren naar de eigen woning nadat deze is hersteld of herbouwd.
3.
Betalingen uit het Fonds zijn beperkt tot de financiering van maatregelen om niet-verzekerbare schade te herstellen en worden overeenkomstig artikel 8, lid 4, teruggevorderd indien de herstelkosten later door een derde worden vergoed.
4.
Belasting over de toegevoegde waarde (btw) is geen subsidiabele uitgave van een actie, tenzij zij niet terugvorderbaar is volgens de nationale btw-wetgeving.
5.
Technische bijstand voor beheer, toezicht, voorlichting en communicatie, klachtenafhandeling en controle en audit, komt niet in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het Fonds.
Kosten die samenhangen met de voorbereiding en uitvoering van in lid 2 bedoelde acties, waaronder de kosten die samenhangen met onmisbare technische expertise, zijn subsidiabel als onderdeel van de projectkosten.
6.
Indien winst wordt gemaakt met in lid 2 bedoelde acties waarvoor een financiële bijdrage uit het Fonds is ontvangen, bedraagt de totale financiële bijdrage uit het Fonds niet meer dan de totale nettokosten van de nood- en herstelacties die de begunstigde staat heeft gemaakt. De begunstigde staat moet een verklaring van die strekking opnemen in het verslag over de uitvoering van de financiële bijdrage uit het Fonds volgens artikel 8, lid 3.
7.
Op 1 oktober van elk jaar moet ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag van het Fonds nog beschikbaar zijn om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar ontstaan.