Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/25/EU plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en intrekking Richtlijn 2004/17/EG
Artikel 4 Aanbestedende instanties
Geldend
Geldend vanaf 17-04-2014
- Bronpublicatie:
26-02-2014, PbEU 2014, L 94 (uitgifte: 28-03-2014, regelingnummer: 2014/25/EU)
- Inwerkingtreding
17-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2014, PbEU 2014, L 94 (uitgifte: 28-03-2014, regelingnummer: 2014/25/EU)
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Europees aanbestedingsrecht
Aanbestedingsrecht / Overheidsopdrachten
1.
In deze richtlijn wordt onder ‘aanbestedende instanties’ verstaan, entiteiten:
- a)
die aanbestedende diensten of overheidsonderneming zijn en die een van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten uitoefenen;
- b)
die, indien zij geen aanbestedende diensten of overheidsonderneming zijn, een van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten of een combinatie daarvan uitoefenen en die bijzondere of uitsluitende rechten genieten welke hun door een bevoegde instantie van een lidstaat zijn verleend.
2.
‘Overheidsonderneming’: onderneming waarop aanbestedende diensten rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed kunnen uitoefenen uit hoofde van eigendom, financiële deelname of de op de onderneming van toepassing zijnde voorschriften.
Het vermoeden van overheersende invloed bestaat in een van de volgende gevallen wanneer een aanbestedende dienst, direct of indirect:
- a)
de meerderheid van het geplaatste kapitaal van het bedrijf bezit;
- b)
over de meerderheid van de stemrechten verbonden aan de door genoemd bedrijf uitgegeven aandelen beschikt;
- c)
meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van het bedrijf kan aanwijzen.
3.
Voor de toepassing van dit artikel zijn ‘bijzondere of uitsluitende rechten’ rechten die zijn verleend door een bevoegde autoriteit van een lidstaat door middel van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling die tot gevolg heeft dat de uitoefening van een van de in de artikelen 8 tot en met 14 omschreven activiteiten aan één of meer instanties voorbehouden blijft, waardoor de mogelijkheden van andere instanties om dezelfde activiteit uit te oefenen wezenlijk nadelig worden beïnvloed.
Rechten die zijn verleend door middel van een procedure waaraan voldoende bekendheid is gegeven en waarin de verlening van deze rechten gebaseerd was op objectieve criteria, vormen geen ‘bijzondere of uitsluitende rechten’ in de zin van de eerste alinea.
Deze procedures omvatten:
- a)
aanbestedingsprocedures met een voorafgaande oproep tot mededinging overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU, Richtlijn 2009/81/EG, Richtlijn 2014/23/EU of de onderhavige richtlijn;
- b)
procedures uit hoofde van andere rechtshandelingen van de Unie als vermeld in bijlage II, die garant staan voor voldoende voorafgaande transparantie voor het verlenen van vergunningen op basis van objectieve criteria.
4.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in bijlage II opgenomen lijst van rechtshandelingen van de Unie, wanneer deze wijzigingen noodzakelijk zijn ten gevolge van vaststelling van nieuwe rechtshandelingen intrekking of wijziging van die rechtshandelingen.