Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 9.6 Algemene bepalingen voor de radio-uitrusting
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
Behalve in het geval, bedoeld in artikel 9.9, vierde lid, is elk vaartuig uitgerust met:
- a.
een VHF-radio-installatie die in staat is tot het zenden en ontvangen van:
- 1°
DSC op kanaal 70 (156 525 MHz), waarbij het mogelijk is om het verzenden van noodalarmering op kanaal 70 te starten vanaf de plaats aan boord waar gewoonlijk de navigatie wordt gevoerd, en
- 2°
radiotelefonie op de kanalen 6, 13 en 16 (respectievelijk 156 300 MHz, 156 650 MHz en 156 800 MHz);
- b.
een radio-installatie die geschikt is om continu DSC-wacht te houden op kanaal 70, al dan niet in combinatie met de VHF-radio-installatie, bedoeld onder a, 1°;
- c.
een radartransponder, werkend in de 9 GHz band, die:
- 1°
zo is geplaatst dat hij gemakkelijk kan worden bediend, en
- 2°
een van de in artikel 7.14 voorgeschreven radartransponders voor de groepsreddingsmiddelen kan zijn;
- d.
een ontvanger die de uitzendingen van het internationaal NAVTEX-systeem kan ontvangen indien het vaartuig reizen maakt in een gebied waar het internationaal NAVTEX-systeem wordt toegepast;
- e.
een radiovoorziening voor de ontvangst van maritieme veiligheids-berichtgeving door het EGC-systeem indien het vaartuig is bestemd om reizen te ondernemen in een vaargebied binnen het bereik van het INMARSAT-systeem waar geen internationaal NAVTEX-systeem beschikbaar is. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan vaartuigen die uitsluitend bestemd zijn om reizen te ondernemen in gebieden waar een DPT-systeem voor maritieme veiligheidsberichtgeving beschikbaar is en die zijn uitgerust met apparatuur die geschikt is om van dit systeem gebruik te maken, ontheffing verlenen van het bepaalde in dit lid;
- f.
met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.7, derde lid, een satellietnoodradiobaken dat:
- 1°
noodberichten kan verzenden door ofwel gebruik te maken van het POSS in de 406 MHz-band ofwel, indien het vaartuig bestemd is om alleen reizen te ondernemen binnen het vaargebied waarvoor INMARSAT dekking biedt, gebruik te maken van het geostationaire INMARSAT-satellietsysteem werkend in de 1.6 GHz-band,
- 2°
geïnstalleerd is op een gemakkelijk toegankelijke plaats,
- 3°
met de hand losgemaakt kan worden en door één persoon in een groepsreddingsmiddel kan worden gedragen,
- 4°
vrij kan opdrijven indien het vaartuig zinkt en automatisch wordt geactiveerd zodra het drijft, en
- 5°
met de hand geactiveerd kan worden.