Einde inhoudsopgave
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst
§ 25 Vergrijpboete algemeen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
20-12-2019, Stcrt. 2019, 66184 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019-22295)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2019, Stcrt. 2019, 66184 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019-22295)
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Boete
1
Vergrijpboeten kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.
2
In geval van grove schuld legt de inspecteur een vergrijpboete op van 25 procent.
3
In geval van opzet legt de inspecteur een vergrijpboete op van 50 procent.
4
Bij oplegging van vergrijpboeten vindt afstemming plaats met boete- en fraudecoördinatoren en/of boetespecialisten. Ook bij oplegging van vergrijpboeten door een boetespecialist dient collegiale afstemming met een boete- en fraudecoördinator of boetespecialist plaats te vinden.
5
Voor het bepalen van de grondslag van de vergrijpboete wordt, voor zover sprake is van opzet of grove schuld, aangesloten bij de feitelijk geheven belasting. Dit geldt ook indien de omvang van de feitelijk geheven belasting is vastgesteld met toepassing van de omkering van de bewijslast.
6
Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald, berekent de inspecteur de boete over dat — naar evenredigheid bepaalde — gedeelte.
7
Het vorige lid vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.
8
Indien sprake is van vrijwillige verbetering (zie § 5) met betrekking tot een aangiftebelasting legt de inspecteur geen vergrijpboete op grond van artikel 67f van de AWR op.