§ 28c Vergrijpboete informatieverplichting artikel 10a van de AWR jo. de artikelen 8 en 9 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965

Indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de mededeling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB 1965) niet, niet tijdig, dan wel niet op de voorgeschreven wijze wordt gedaan, legt de inspecteur een vergrijpboete op (artikel 8, derde lid, van het UBLB 1965).

Indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de melding als bedoeld in artikel 9, tweede of vierde lid, van het UBLB 1965 niet, niet tijdig, dan wel niet op de voorgeschreven wijze wordt gedaan, legt de inspecteur een vergrijpboete op (artikel 9, zesde lid, van het UBLB 1965).

Indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de gegevens als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van het UBLB 1965 niet worden vermeld, legt de inspecteur een vergrijpboete op (artikel 9, zesde lid, van het UBLB 1965).

De vergrijpboete bedraagt maximaal 100 procent van de belasting over het totaalbedrag van de bijtelling op kalenderjaarbasis van de (bestel)auto('s), waarvan het privégebruik niet, niet tijdig dan wel niet op de voorgeschreven wijze is gemeld. Het is derhalve niet van belang of dit belastingbedrag daadwerkelijk is of wordt geheven.

Voor de berekening van het in het vorige lid bedoelde belastingbedrag wordt het gecombineerd heffingspercentage gehanteerd volgens artikel 21, letter b, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB).

De vergrijpboete bedraagt maximaal € 5.514.

De inspecteur legt een vergrijpboete op van € 1.378 in geval van grove schuld en € 2.757 in geval van opzet. Is sprake van strafverzwarende omstandigheden dan kan de vergrijpboete worden verdubbeld. De boete mag de in lid 4 bedoelde maximale boete niet te boven gaan.