Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/41/EU betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken
Artikel 24 Verhoor per videoconferentie of met andere audiovisuele transmissiemiddelen
Geldend
Geldend vanaf 21-05-2014
- Bronpublicatie:
03-04-2014, PbEU 2014, L 130 (uitgifte: 01-05-2014, regelingnummer: 2014/41/EU)
- Inwerkingtreding
21-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-2014, PbEU 2014, L 130 (uitgifte: 01-05-2014, regelingnummer: 2014/41/EU)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Indien een persoon zich op het grondgebied van de uitvoerende staat bevindt en door de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende staat als getuige of deskundige moet worden gehoord, kan de uitvaardigende autoriteit een EOB uitvaardigen om de getuige of deskundige per videoconferentie of andere audiovisuele transmissie te doen verhoren, overeenkomstig de leden 5 tot en met 7.
De uitvaardigende autoriteit kan tevens een EOB uitvaardigen voor het verhoren van een verdachte of een beschuldigde persoon per videoconferentie of met andere audiovisuele transmissiemiddelen.
2.
In aanvulling op de in artikel 11 genoemde gronden voor weigering van erkenning of tenuitvoerlegging kan de tenuitvoerlegging van het EOB worden geweigerd indien:
- a)
de verdachte of beschuldigde persoon er niet in toestemt, of
- b)
de tenuitvoerlegging van een dergelijke onderzoeksmaatregel in een bepaalde zaak strijdig is met de fundamentele beginselen van het recht van de uitvoerende staat.
3.
De praktische regeling wordt overeengekomen tussen de uitvaardigende autoriteit en de uitvoerende autoriteit. Bij de regeling verbindt de uitvoerende autoriteit zich ertoe:
- a)
de getuige of deskundige in kennis te stellen van plaats en tijdstip van het verhoor;
- b)
de verdachte of de beschuldigde persoon in overeenstemming met de nadere regels van het recht van de uitvaardigende staat te gelasten voor het verhoor te verschijnen en de betrokkene op zijn rechten volgens het recht van de uitvaardigende staat te wijzen, op een tijdstip dat het hem mogelijk maakt zijn rechten op verdediging daadwerkelijk uit te oefenen;
- c)
ervoor te zorgen dat de identiteit wordt vastgesteld van de persoon die moet worden verhoord.
4.
Indien in de omstandigheden van een specifiek geval de uitvoerende autoriteit niet over de technische middelen voor een verhoor per videoconferentie beschikt, kunnen deze na overleg ter beschikking worden gesteld door de uitvaardigende staat.
5.
Met betrekking tot verhoor per videoconferentie of met andere audiovisuele transmissiemiddelen gelden de volgende regels:
- a)
de bevoegde autoriteit van de uitvoerende staat is aanwezig tijdens het verhoor, indien nodig bijgestaan door een tolk, en heeft tot taak de identiteit van de te verhoren persoon te laten vaststellen en erop toe te zien dat de fundamentele beginselen van het recht van de uitvoerende staat in acht worden genomen.
Indien de uitvoerende autoriteit van oordeel is dat de fundamentele beginselen van het recht van de uitvoerende staat tijdens het verhoor worden geschonden, treft zij onverwijld de nodige maatregelen opdat het verhoor verder met inachtneming van deze beginselen verloopt;
- b)
de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende staat en die van de uitvoerende staat komen indien nodig maatregelen ter bescherming van de te verhoren persoon overeen;
- c)
het verhoor wordt rechtstreeks door of onder leiding van de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende staat overeenkomstig het recht van die staat afgenomen;
- d)
op verzoek van de uitvaardigende staat of van de te verhoren persoon draagt de uitvoerende staat er zorg voor dat de persoon die wordt verhoord indien nodig door een tolk wordt bijgestaan;
- e)
de verdachte of beschuldigde persoon wordt voorafgaand aan het verhoor op de hoogte gesteld van de procedurele rechten, met name het verschoningsrecht, die hij volgens het recht van de uitvoerende staat en van de uitvaardigende staat geniet. Getuigen en deskundigen kunnen zich beroepen op het verschoningsrecht dat zij volgens het recht van de uitvoerende staat of de uitvaardigende staat genieten, en worden daarvan voorafgaand aan het verhoor op de hoogte gesteld.
6.
Onverminderd de maatregelen die ter bescherming van personen zijn overeengekomen, stelt de uitvoerende autoriteit na afloop van het verhoor een proces-verbaal op, waarin wordt vermeld: de datum en de plaats van het verhoor; de identiteit van de verhoorde persoon; de identiteit en de hoedanigheid van alle andere personen die in de uitvoerende staat aan het verhoor hebben deelgenomen; eventuele beëdigingen; en de technische omstandigheden waaronder het verhoor heeft plaatsgevonden. De uitvoerende autoriteit stuurt dit document aan de uitvaardigende autoriteit.
7.
Elke lidstaat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ten aanzien van de betrokkene die overeenkomstig dit artikel op zijn grondgebied wordt verhoord en die weigert een verklaring af te leggen terwijl hij daartoe is verplicht of die niet naar waarheid antwoordt, zijn nationale recht van toepassing is alsof het een verhoor in een nationale procedure betreft.