Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa
Bijlage VIII Criteria voor het indelen en situeren van meetpunten voor het beoordelen van de ozonconcentraties
Geldend
Geldend van 11-06-2008 tot 12-12-2026
- Bronpublicatie:
21-05-2008, PbEU 2008, L 152 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/50/EG)
- Inwerkingtreding
11-06-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2008, PbEU 2008, L 152 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/50/EG)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Het volgende is van toepassing op vaste metingen:
- A.Macroschaal
Type station
Doelstellingen van de meting
Representativiteit (1)
Criteria voor de situering op macroniveau
Stadsgebied
Bescherming van de menselijke gezondheid:
beoordelen van de blootstelling van de stadsbevolking aan ozon, d.w.z. daar waar de bevolkingsdichtheid en ozonconcentratie relatief hoog en representatief voor de blootstelling van de bevolking zijn.
Enkele km2
Buiten bereik van de invloed van plaatselijke emissiebronnen zoals verkeer, benzinestations enz.;
locaties met vrije luchtcirculatie, waar goed doorgemengde lucht kan worden bemonsterd;
locaties als woongebieden en winkelbuurten in de stad, parken (op afstand van bomen), grote straten of pleinen met weinig of geen verkeer, open terreinen zoals onderwijs-, sport- en recreatiefaciliteiten.
Voorstadsgebied
Bescherming van de menselijke gezondheid en de vegetatie:
beoordeling van de blootstelling van de bevolking en de vegetatie aan de periferie van agglomeraties, waar de hoogste ozonniveaus voorkomen waaraan de bevolking en de vegetatie rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen blootstaan.
Enkele tientallen km2
Op een bepaalde afstand van het gebied met maximale emissies, benedenwinds bij de heersende windrichting(en) wanneer de omstandigheden ozonvorming in de hand werken;
waar bevolking, kwetsbare gewassen of natuurlijke ecosystemen aan de buitenrand van een agglomeratie aan hoge ozonniveaus worden blootgesteld;
zo nodig ook enkele voorstedelijke stations bovenwinds van het gebied met maximale emissies, om de regionale ozonachtergrondniveaus te bepalen.
Platteland
Bescherming van de menselijke gezondheid en de vegetatie:
beoordeling van de blootstelling van bevolking, landbouwgewassen en natuurlijke ecosystemen aan ozonconcentraties op sub-regionale schaal.
Subregionaal niveau
(enkele honderden km2)
Stations kunnen worden gesitueerd in kleine woonkernen en/of gebieden met natuurlijke ecosystemen, bossen of landbouwgewassen;
representatief voor de ozonniveaus buiten het bereik van directe plaatselijke emissiebronnen zoals bedrijfsinstallaties en wegen;
op open plekken maar niet op hoge bergtoppen.
Plattelandsachtergrond
Bescherming van de vegetatie en de menselijke gezondheid:
beoordeling van de blootstelling van landbouwgewassen en natuurlijke ecosystemen aan ozonconcentraties op regionale schaal, alsmede beoordeling van de blootstelling van de bevolking
Regionaal/ nationaal/ continentaal niveau
(1 000 à 10 000 km2)
Stations in gebieden met geringere bevolkings-dichtheid, bv. met natuurlijke ecosystemen, bossen, ten minste 20 km verwijderd van stads- en industriegebieden en verwijderd van plaatselijke emissiebronnen;
locaties die vaak te kampen hebben met plaatselijke inversieomstandigheden nabij de grond, alsook toppen van hoge bergen, dienen vermeden te worden;
kustlocaties met een uitgesproken dagelijkse windcyclus van plaatselijke aard zijn niet aan te bevelen.
Voor plattelandsstations en plattelandsachtergrondsstations moet in voorkomend geval worden gezorgd voor coördinatie met de bewakingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1737/2006 van de Commissie van 7 november 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2152/2003 van de Raad inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (2).
- B.Situering op microschaal
Voor zover haalbaar dient de in bijlage III, deel C, beschreven procedure voor situering op microschaal te worden gevolgd, waarbij de inlaat ver verwijderd is van emissiebronnen zoals schoorstenen van ovens en verbrandingsinstallaties en meer dan 10 m van de dichtstbijgelegen weg, en op grotere afstand naarmate de verkeersdrukte groter is.
- C.Documentatie en toetsing van de gekozen locaties
De procedures van bijlage III, deel D, dienen te worden gevolgd waarbij de meetgegevens naar behoren worden gescreend en geïnterpreteerd in het licht van de meteorologische en fotochemische processen die het meten van de ozonconcentraties op de respectieve locaties beïnvloeden.