Einde inhoudsopgave
Convenant bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen
Aanzet tot een protocol ter bepaling van de ontstaansperiode van verontreinigingen in de bodem in relatie tot het jaar 1975 (Ouderdomsbepaling)
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2001
- Bronpublicatie:
11-06-2001, Internet 2001, www.vrom.nl (uitgifte: 11-06-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-06-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-06-2001, Internet 2001, www.vrom.nl (uitgifte: 11-06-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
VNO-NCW
Ministerie van Economische Zaken
MKB-Nederland
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Interprovinciaal Overleg
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bodem
Inhoudsopgave
1 Inleiding
2 Voorstel stappenplan ouderdomsbepaling
2.1 Algemeen
2.2 Eerste stap
2.3 Tweede stap
2.3.1 Voorbeelden
2.4 Derde stap
2.5 Vierde stap
1. Inleiding
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Beleidsvernieuwing Bodemsanering (BEVER/UPR) is een zogenaamde bedrijvenregeling gedefinieerd. Deze bedrijvenregeling regelt de afspraken tussen bedrijven en overheid over de sanering van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen om de doelstellingen van het NMP-3 te kunnen realiseren. In deze regeling is sprake van een overheidsbijdrage voor de sanering van gevallen van ernstige verontreiniging veroorzaakt voor 1975.
Van belang is dat met de regeling een brede werking wordt beoogd. Met een monitoringsprotocol zal worden nagegaan welke bedrijven met de regeling worden bereikt.
In de afgelopen periode heeft overleg plaatsgevonden tussen de overheid en het bedrijfsleven om na te gaan of het mogelijk is om de ouderdom van verontreinigingen in de bodem zodanig vast te stellen, dat aangegeven kan worden of een verontreiniging al dan niet van voor 1975 is. Naar aanleiding van dit overleg is besloten om een workshop te houden met als doelstelling om de mogelijkheden voor een in het kader van de bedrijvenregeling uitvoerbare ouderdomsbepaling vast te stellen en tevens om richting te geven aan het ontwikkelen van een methodiek.
Deze workshop is gehouden op 10 mei 2000 onder voorzitterschap van dhr R. Vogel. De belangrijkste conclusie van deze workshop is geweest, dat het mogelijk is om een standaardmethode te ontwikkelen, mits aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan.
Deze notitie beoogt een verdere invulling te geven aan een standaardmethode. Hiertoe is een aanzet tot een protocol ontwikkeld om te komen tot een ouderdomsbepaling, welke voor toepassing binnen het kader van de bedrijvenregeling (zie hoofdstuk 2) geschikt is. Er heeft in de periode medio augustus - medio september 2000 een consultatie ronde plaats gevonden, waarbij een groep deskundigen uit verschillende geledingen gevraagd is naar hun mening en suggesties ter aanvulling en/of verbetering van dit protocol. Er was een grote respons, en de reacties vertonen een grote inhoudelijke samenhang.
Uitgangspunten voor een protocol zijn:
- 1.
Vóór 1975 betekent dat 80 % of meer van de verontreiniging (hoeveelheid verontreinigende stof(fen) toegevoegd aan de bodem) is veroorzaakt voor 1975.
- 2.
Bij de bepaling van de ouderdom wordt uitgegaan van verontreiniging die te relateren is aan een incident, een proces of het gebruik van stoffen. Op een bedrijfsperceel kunnen meer verontreinigingen voorkomen, die veroorzaakt zijn door verschillende activiteiten, deze kunnen als één of meerdere gevallen worden beschouwd. De overheidsbijdrage vindt plaats per geval van verontreiniging.
- 3.
Verontreiniging opgetreden na 1 januari 1987 valt nooit binnen deze regeling.
- 4.
Methode dient simpel te zijn, waarbij maatwerk mogelijk blijft.
- 5.
De nadruk ligt op het toekennen van een overheidsbijdrage op grond van een beperkte hoeveelheid gegevens, waarbij voor een klein aantal bedrijven (gevallen) meer informatie/onderzoek nodig kan zijn om uitsluitsel te geven.
- 6.
Het protocol is enerzijds bestemd voor bedrijven die op grond van de regeling subsidie aanvragen en anderzijds voor het bevoegd gezag die op grond van deze regeling subsidie toekent.
2. Voorstel stappenplan ouderdomsbepaling
2.1. Algemeen
Met het oog op de kosteneffectiviteit is een stappenplan ontwikkeld, waarbij initieel op basis van een beperkte hoeveelheid gegevens ingeschat kan worden of de betreffende verontreinigingsituatie (c.q. het betreffende bedrijf) in aanmerking komt voor de subsidieregeling. Bij iedere volgende stap dienen meer gegevens verzameld te worden, waarbij in de laatste stap kan worden overwogen (gedetailleerd) onderzoek uit te voeren, waarbij op grond van de huidige stand der techniek uitsluitsel gegeven kan worden over de ouderdom van de betreffende verontreiniging.
2.2. Eerste stap
- a)
Nagaan of de betreffende verontreiniging bestaat uit stoffen of veroorzaakt is door processen die voorkomen op de ‘Lijst met stoffen en processen, waarbij algemeen bekend is dat deze toepassing kenden vóór 1975’.12.
- b)
Nagaan of op grond van de actuele kennis, bijvoorbeeld binnen een lopend bodemonderzoek, reeds een ouderdom bepaald of bekend is. Indien bijvoorbeeld sprake is van een eenmalig incident, waarbij de datum bekend is, dan valt dit geval alleen binnen de regeling indien dit incident plaats vond voor 1 januari 1975.
2.3. Tweede stap
Beoordeling of op basis van de ontstaansperiode een verontreiniging onder de regeling valt. Hierbij worden begin en einde van de operationele periode genomen als maatstaf. Volgens onderstaand schema wordt rekenkundig bepaald of aan het criterium van vóór 1975 is voldaan. De berekening is als volgt gedefinieerd:
%(voor 1975) = P(voor 1975) ×100 / {P(1975) + (P1×WF1)×x +(P2×WF2)×y}
P(1975) | is aantal jaren van de start tot 1975 |
P1 of 2 | is het aantal jaren in de periode 1975 - 1980 en/of 1981 - 1986 |
WF1 of 2 | is de weegfactor van de periode 1975 - 1980 en/of 1981 - 1986 |
x en y | zijn weegfactoren voor de verandering van de omvang van ‘potentieel bodemverontreinigende activiteiten’ (pba's) tov 1974 (default = 1)13. |
periode | voor 1975 | 1975 – 1980 | 1981 – 1986 |
---|---|---|---|
weegfactor | 1 | 0,5 | 0,2 |
pba | 1 | x | y |
Overzicht weegfactoren
Zie voor een voorbeeld berekening sectie 2.3.1
2.3.1. Voorbeelden
A) | Een productieproces is gestart in 1959 en geëindigd in 1983, waarbij de pba is gelijk gebleven. |
Volgens de berekening wordt het percentage dan
Percentage voor 1975 = 16 × 100 / (16 + 6×0,5 + 3×0,2) = 80,6 %
B) | Een productieproces is gestart in 1958 en is nog in bedrijf, waarbij de pba is gelijk gebleven. |
Volgens de berekening wordt het percentage dan
Percentage voor 1975 = 17 × 100 / (17 + 6×0,5 + 6 ×0,2) = 80,2 %
C) | Een productieproces is gestart in 1965 en is nog in bedrijf, waarbij de pba voor de derde periode verdubbeld is op grond van de doorzet van producten. |
Volgens de berekening wordt het percentage dan
Percentage voor 1975 = 10 × 100 / (10 + 6×0,5 + 6 ×2×0,2) = 64,9 %
In het geval dat er twijfel bestaat over de uitkomst van deze generieke en relatief grove berekening kunnen in de derde stap op grond van argumenten de weegfactoren en/of de pba's worden bijgesteld.
2.4. Derde stap
Op grond van stap 2 blijkt dat de verontreiniging voor meer of minder dan 80 % is veroorzaakt vóór 1975. Indien het op grond van historische gegevens aannemelijk is dat de verontreiniging niet voldoet aan het berekende criterium kunnen de weegfactoren en/of de pba's worden bijgesteld op basis van ‘documenten onderzoek’.
Bij een percentage lager dan 80 % kan het bedrijf en bij een percentage hoger dan 80 % kan het bevoegd gezag verder onderzoek doen om aan te tonen dat bijstelling gerechtvaardigd is. Hierbij is het van belang om aan te tonen dat meer of minder beschermende maatregelen getroffen zijn, dan redelijkerwijs mocht worden verwacht in het licht van de ontwikkelingen en op grond waarvan de weegfactoren zijn ontwikkeld. Voorbeeld:
- A)
Indien uit een hinderwet vergunning of een bouwvergunning blijkt, dat aan het proces of de installatie in de periode 1975 - 1987 zodanige veranderingen hebben plaatsgevonden dat de kans op bodemverontreiniging aanzienlijk is afgenomen, ten opzichte van de normale ontwikkelingen (de modale situatie, welke nog nader gedefinieerd dient te worden voor beide perioden), kunnen een of beide factoren worden verlaagd in waarde.
- B)
Indien bekend is dat de bedrijfsvoering van na 1975 tot een aanzienlijk deel van de bodemverontreiniging heeft geleid, kunnen op grond van documentatie de weegfactoren worden verhoogd.
Een dergelijk onderzoek dient evenals het huidige historisch onderzoek (HO) verifieerbaar te zijn en zal derhalve in het algemeen door derden worden uitgevoerd. Archieven van onder andere het bevoegd gezag als ook van het bedrijf, de branche of de Kamer van Koophandel kunnen als bron dienen.
2.5. Vierde stap
Indien op grond van de eerdere stappen niet voldaan wordt aan het criterium van vóór 1975, maar het nochtans aannemelijk kan worden gemaakt dat de verontreiniging voor 1975 is ontstaan, kan het bedrijf dit op grond van gericht onderzoek aantonen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan onderzoek naar de ouderdom op grond van voorkomen van additieven (lood, MTBE e.d.), fingerprints ter bepaling van de herkomst, de lengte van een pluim in relatie tot theoretische verplaatsingssnelheid en andere ontwikkelde of in ontwikkeling zijnde methoden. In deze stap zal vaak sprake zijn van veldonderzoek. Dergelijk onderzoek dient plaats te vinden conform onderzoeksprotocollen zoals het ‘nader onderzoek’ (NO) of vergelijkbare protocollen. De uitkomst van dergelijk onderzoek laat zich niet meer vertalen in weegfactoren maar geeft een meer kwantitatief beeld van de ontstaansgeschiedenis.
Voetnoten
Deze lijst dient ontwikkeld te worden, maar zal in de loop van de tijd kunnen worden uitgebreid met stoffen en/of processen waarvan bij de evaluatie van de ouderdom (vervolg stappen) blijkt dat ze altijd in de regeling vallen.
Bij het vaststellen van de factoren x en y betreft het de omvang van de potentieel bodemverontreinigende activiteit. Dit betreft bijvoorbeeld het aantal handelingen (laden en lossen van chemicalien) of de doorzet van producten.