Einde inhoudsopgave
Mijnbouwregeling
Artikel 1.3.10
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2003
- Bronpublicatie:
16-12-2002, Stcrt. 2002, 245 (uitgifte: 19-12-2002, regelingnummer: WJZ02063603)
- Inwerkingtreding
01-01-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2002, Stcrt. 2002, 245 (uitgifte: 19-12-2002, regelingnummer: WJZ02063603)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Waterrecht (V)
Energierecht (V)
1.
Een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen wordt geweigerd indien de manier waarop de aanvrager voornemens is het opsporingsonderzoek of de winning in het gebied, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, te verrichten het belang van een doelmatige en voortvarende opsporing en winning in onvoldoende mate verzekert.
2.
Bij de beoordeling van de manier waarop de aanvrager voornemens is het opsporingsonderzoek of de winning te verrichten, kunnen onder meer worden betrokken:
- a.
de mate waarin het programma, bedoeld in artikel 1.3.1, tweede lid, onderdeel c, onderscheidenlijk artikel 1.3.3, derde lid, onderdeel e, en vierde lid, bijdraagt aan een doelmatige en voortvarende opsporing en winning;
- b.
de geologische onderbouwing van het in onderdeel a bedoelde programma;
- c.
de praktische uitvoerbaarheid van het in onderdeel a bedoelde programma;
- d.
de doelmatigheid in de bedrijfsvoering en de verantwoordelijkheidszin, waarvan de aanvrager eerder heeft blijkgegeven.
3.
Artikel 1.3.8, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.