Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling zeevisserij
Artikel 131 Duurzaam beheer van externe vissersvloten
Geldend
Geldend vanaf 29-12-2020
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast met ingang van de dag na die waarop het Unierecht ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig de artikelen 126 en 127 van het terugtrekkingsakkoord, tot en met de eerste van de volgende data: a) 31 december 2021; b) de datum waarop een overeenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk waarin bepalingen inzake visserij zijn opgenomen, in werking treedt of voorlopig wordt toegepast.
- Bronpublicatie:
24-12-2020, Stcrt. 2020, 69405 (uitgifte: 29-12-2020, regelingnummer: WJZ/ 20330084)
- Inwerkingtreding
29-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-12-2020, Stcrt. 2020, 69405 (uitgifte: 29-12-2020, regelingnummer: WJZ/ 20330084)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Verordening PM van het Europees Parlement en de Raad van PM tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2403 wat betreft vismachtigingen voor vissersvaartuigen van de Unie in wateren van het Verenigd Koninkrijk en visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in wateren van de Unie (23-12-2020, Pb 2020, L 437).
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, 7, tweede lid, 9, 20, eerste lid, 26, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, 28, tweede lid, 29, 30, eerste lid, 31, 32, 38, eerste, tweede lid en vierde lid, 38 ter, 38 quater, eerste en derde lid, 38 septies, tweede lid, en 38 nonies, eerste, tweede en vierde lid, van verordening 2017/2403 en met de door de Europese Commissie op grond van artikel 7, zesde en zevende lid, van die verordening vastgestelde maatregelen.
2.
De in artikel 4 van verordening 2017/2403 bedoelde vismachtiging wordt op aanvraag van de desbetreffende ondernemer door de minister verleend indien voldaan is aan artikel 5 van die verordening en aan:
- a.
artikel 10, onderdelen b tot en met d, van verordening 2017/2403, indien het de in artikel 8 van die verordening bedoelde visserijactiviteiten betreft;
- b.
artikel 14, eerste lid, van verordening 2017/2403, in samenhang met artikel 10, onderdelen b tot en met d, van die verordening, en in voorkomend geval aan de op grond van artikel 15 van die verordening door de Europese Commissie vastgestelde gedelegeerde handeling, indien het de in artikel 14, eerste lid, van verordening 2017/2403 bedoelde visserijactiviteiten betreft;
- c.
artikel 17, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van verordening 2017/2403, en in voorkomend geval aan artikel 27 van die verordening, indien het de in artikel 16 van die verordening bedoelde visserijactiviteiten betreft;
- d.
artikel 21, onderdeel b, van verordening 2017/2403, in voorkomend geval in samenhang met artikel 10, onderdelen b tot en met d, of met artikel 17, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van die verordening, en in voorkomend geval aan artikel 27 van die verordening, indien het de in artikel 19 van die verordening bedoelde visserijactiviteiten betreft; of
- e.
artikel 24, onderdeel b, van verordening 2017/2403, en in voorkomend geval aan artikel 27 van die verordening, indien het de in artikel 23 van die verordening bedoelde visserijactiviteiten betreft.
3.
De minister kan weigeren een vismachtiging te verlenen indien hij dit noodzakelijk acht ter nakoming van verplichtingen van de Europese Unie.
4.
De minister kan de vismachtiging schorsen of intrekken in de situatie, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van verordening 2017/2403.
5.
De minister kan aan een vismachtiging voorschriften verbinden of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen.
6.
Het is verboden in strijd te handelen met de aan de vismachtiging verbonden voorschriften.