Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 23
Geldend
Geldend vanaf 11-02-2011. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 29-12-2005
- Bronpublicatie:
31-01-2011, Stb. 2011, 25 (uitgifte: 10-02-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-02-2011, terugwerkend tot: 29-12-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-01-2011, Stb. 2011, 25 (uitgifte: 10-02-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De aanspraak van de rechterlijk ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar op de doorbetaling van bezoldiging, bedoeld in de artikelen 17 en 18, eerste tot en met derde lid, vervalt indien de rechterlijk ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar:
- a.
niet binnen een redelijke termijn gezondheidskundige hulp inroept;
- b.
zich niet gedurende het gehele verloop van de ziekte onder gezondheidskundige behandeling blijft stellen;
- c.
de voorschriften van de behandelend arts niet opvolgt;
- d.
zich schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd;
- e.
verzuimt de deskundige persoon of de arbodienst op eerste aanvraag mede te delen om welke reden hij ongeschikt is tot het verrichten van arbeid;
- f.
zonder deugdelijke grond nalaat gevolg te geven aan een verzoek van de deskundige persoon of de arbodienst om te verschijnen;
- g.
er de oorzaak van is dat het arbeidsgezondheidskundig onderzoek door een door de deskundige persoon of de arbodienst aangewezen arts niet kan plaatshebben;
- h.
niet binnen twee dagen na de aanvang van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte dit heeft gemeld bij de functionele autoriteit;
- i.
weigert passende arbeid, waartoe de deskundige persoon of de arbodienst hem in staat acht, te verkrijgen of te aanvaarden, dan wel, indien hij hiertoe in de gelegenheid wordt gesteld, te verrichten;
- j.
zich niet houdt aan de ten aanzien van hem geldende regels met betrekking tot de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verzuimbegeleiding, de arbeidsgezondheidskundige begeleiding en de daarbij in acht te nemen procedures;
- k.
weigert inzage te geven in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet, voorzover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van wetten;
- l.
tijdens de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, tenzij dit door de deskundige persoon of de arbodienst in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht;
- m.
voorafgaand aan de betaling van bezoldiging weigert mededeling te doen van inkomsten uit arbeid die hij heeft in verband met het verrichten van door de deskundige persoon of de arbodienst in het belang van zijn genezing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden;
- n.
niet onverwijld op verzoek of uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mededeelt, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht of op de hoogte van de betaling van bezoldiging;
- o.
zijn arbeid verzuimt te hervatten op het door de deskundige persoon of de arbodienst bepaalde tijdstip en in de door deze dienst bepaalde mate, indien zulks hem is opgedragen, tenzij hij daarvoor een door de deskundige persoon of de arbodienst als geldig erkende reden heeft opgegeven;
- p.
zonder deugdelijke grond weigert gevolg te geven onderscheidenlijk mee te werken aan door de functionele autoriteit of een door de functionele autoriteit aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften onderscheidenlijk getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de betrokkene in staat te stellen passende arbeid te verrichten;
- q.
zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de WAO dan wel artikel 25, tweede lid, van de WIA; of
- r.
zijn medewerking weigert bij de doelmatige uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk.
2.
De ingevolge het eerste lid vervallen aanspraak herleeft met ingang van het tijdstip waarop de rechterlijk ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar alsnog gevolg geeft aan de desbetreffende verplichting op grond van dat lid.
3.
Op grond van bijzondere omstandigheden kan worden bepaald dat de in het eerste lid bedoelde aanspraak niet vervalt, maar geheel of ten dele aan anderen dan aan de rechterlijk ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar zal worden uitbetaald.
4.
Voorzover van de bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, geen gebruik is gemaakt, wordt de niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de rechterlijk ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar uitbetaald, indien het oordeel, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet Suwi, ten gunste van de rechterlijk ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar uitvalt of indien de in artikel 14, derde lid, bedoelde commissie van drie artsen ten gunste van de rechterlijk ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar heeft geoordeeld.