Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/1939 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (‘EOM’)
Artikel 42 Rechterlijke toetsing
Geldend
Geldend vanaf 20-11-2017
- Bronpublicatie:
12-10-2017, PbEU 2017, L 283 (uitgifte: 31-10-2017, regelingnummer: 2017/1939)
- Inwerkingtreding
20-11-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2017, PbEU 2017, L 283 (uitgifte: 31-10-2017, regelingnummer: 2017/1939)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
EU-recht / Instituties
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Procedurele handelingen van het EOM die bedoeld zijn om rechtsgevolgen ten aanzien van derden te creëren, moeten worden getoetst door de bevoegde nationale rechter overeenkomstig de voorschriften en procedures in het nationale recht. Hetzelfde geldt wanneer het EOM nalaat procedurele handelingen vast te stellen die bedoeld zijn om rechtsgevolgen ten aanzien van derden te creëren, wanneer het in het kader van deze verordening wettelijk verplicht is om deze vast te stellen.
2.
Het Hof van Justitie is, overeenkomstig artikel 267 VWEU, bevoegd bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen over:
- a)
de geldigheid van procedurele handelingen van het EOM, voor zover een dergelijke vraag over geldigheid rechtstreeks op basis van het Unierecht wordt opgeworpen voor een rechterlijke instantie van een lidstaat;
- b)
de uitlegging of de geldigheid van bepalingen van het recht van de Unie, met inbegrip van deze verordening;
- c)
de uitlegging van artikel 22 en artikel 25 van deze verordening, met betrekking tot een bevoegdheidsconflict tussen het EOM en de bevoegde nationale autoriteiten.
3.
In afwijking van lid 1 van dit artikel worden besluiten van het EOM om een zaak te seponeren, voor zover deze rechtstreeks op basis van het Unierecht worden aangevochten, voor het Hof van Justitie getoetst overeenkomstig artikel 263, vierde alinea, VWEU.
4.
Het Hof van Justitie is overeenkomstig artikel 268 VWEU bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van schade veroorzaakt door het EOM.
5.
Het Hof van Justitie is overeenkomstig artikel 272 VWEU bevoegd uitspraak te doen in geschillen betreffende arbitrale bedingen in door het EOM gesloten overeenkomsten.
6.
Het Hof van Justitie is overeenkomstig artikel 270 VWEU bevoegd uitspraak te doen in elk geschil aangaande personeelszaken.
7.
Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen over het ontslag van de Europees hoofdaanklager en de Europese aanklagers, overeenkomstig respectievelijk artikel 14, lid 4, en artikel 16, lid 5.
8.
Dit artikel geldt behoudens rechterlijke toetsing door het Hof van Justitie overeenkomstig artikel 263, vierde alinea, VWEU, van besluiten van het EOM die gevolgen hebben voor de rechten van de betrokkenen uit hoofde van hoofdstuk VIII, en van besluiten van het EOM die geen procedurele handelingen zijn, zoals besluiten van het EOM inzake het recht op toegang van het publiek tot documenten, of overeenkomstig artikel 17, lid 3, van deze verordening aangenomen besluiten inzake het ontslag van gedelegeerd Europese aanklagers, of enig ander administratief besluit.