Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 243 ter
Geldend
Geldend vanaf 22-03-2020
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2024.
- Bronpublicatie:
18-02-2020, PbEU 2020, L 62 (uitgifte: 02-03-2020, regelingnummer: 2020/284)
- Inwerkingtreding
22-03-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-2020, PbEU 2020, L 62 (uitgifte: 02-03-2020, regelingnummer: 2020/284)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Omzetbelasting / Facturering en administratie
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Europees belastingrecht (V)
1.
De lidstaten verplichten betalingsdienstaanbieders voldoende nauwkeurige registers te houden van begunstigden en van betalingen betreffende betalingsdiensten die zij voor elk kalenderkwartaal verlenen, teneinde de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat te stellen controles uit te oefenen op de leveringen van goederen en diensten die overeenkomstig het bepaalde in titel V geacht worden plaats te vinden in een lidstaat, om de doelstelling inzake bestrijding van btw-fraude te behalen.
De in de eerste alinea bedoelde verplichting is alleen van toepassing op betalingsdiensten die verband houden met grensoverschrijdende betalingen. Een betaling wordt als grensoverschrijdende betaling aangemerkt indien de betaler zich in een lidstaat bevindt en de begunstigde in een andere lidstaat, in een derdelandsgebied of in een derde land.
2.
De verplichting waaraan betalingsdienstaanbieders uit hoofde van lid 1 zijn onderworpen, is van toepassing wanneer een betaaldienstaanbieder in de loop van een kalenderkwartaal betalingsdiensten verleent die betrekking hebben op meer dan 25 grensoverschrijdende betalingen aan dezelfde begunstigde.
Het aantal van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde grensoverschrijdende betalingen wordt berekend op basis van de door de betalingsdienstaanbieders verleende betalingsdiensten per lidstaat en per in artikel 243 quater, lid 2, bedoelde identificatiecode. Indien de betalingsdienstaanbieder over informatie beschikt dat de begunstigde meerdere identificatiecodes heeft, wordt de berekening per begunstigde verricht.
3.
De in lid 1 vastgestelde verplichting is niet van toepassing op door de betalingsdienstaanbieders van de betaler verleende betalingsdiensten voor elke betaling waarbij ten minste één van de betalingsdienstaanbieders van de begunstigde in een lidstaat is gevestigd als dat blijkt uit de BIC van die betalingsdienstaanbieder of uit een andere bedrijfsidentificatiecode die de betalingsdienstaanbieder en zijn locatie ondubbelzinnig identificeert. De betalingsdienstaanbieders van de betaler betrekken niettemin deze betalingsdiensten in de in lid 2 bedoelde berekening.
4.
Wanneer de verplichting voor betalingsdienstaanbieders van lid 1 van toepassing is, dan worden de registers:
- a)
door de betalingsdienstaanbieder in elektronische vorm gehouden voor een periode van drie kalenderjaren vanaf het einde van het kalenderjaar van de betalingsdatum;
- b)
overeenkomstig artikel 24 ter van Verordening (EU) nr. 904/2010 beschikbaar gesteld aan de lidstaat van herkomst van de betalingsdienstaanbieder, of aan de lidstaat van ontvangst indien de betalingsdienstaanbieder betalingsdiensten verleent in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst.