Einde inhoudsopgave
Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft
Artikel 4b [Berekening solvabiliteit]
Geldend
Geldend vanaf 28-07-2018
- Bronpublicatie:
12-07-2018, Stb. 2018, 243 (uitgifte: 27-07-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2018, Stb. 2018, 243 (uitgifte: 27-07-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
Een deelnemende verzekeraar als bedoeld in artikel 3:288a, eerste lid, van de wet of een verzekeringsholding of gemengde financiële holding als bedoeld in artikel 3:288a, tweede lid, van de wet voert de berekening, waaruit moet blijken dat de solvabiliteit van de verzekeringsrichtlijngroep waarvan de verzekeraar of holding deel uitmaakt voldoet aan artikel 3:288a, eerste onderscheidenlijk tweede lid, ten minste eenmaal per jaar uit. De verzekeraar of holding voert de berekening onverwijld opnieuw uit indien het risicoprofiel van de groep duidelijk afwijkt van de aannames die ten grondslag lagen aan de laatste berekening, of indien de groepstoezichthouder daarom verzoekt vanwege aanwijzingen dat het risicoprofiel sinds die laatste berekening duidelijk is veranderd. De verzekeraar of holding meldt de uitkomst van de herberekening aan de groepstoezichthouder.
2.
De verzekeraar of holding maakt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, gebruik van methode 1 (standaardmethode op basis van consolidatie van jaarrekeningen), bedoeld in artikel 230 van de richtlijn solvabiliteit II, tenzij de groepstoezichthouder het gebruik van methode 2 (alternatieve methode op basis van aftrek en aggregatie), bedoeld in artikel 233 van de richtlijn solvabiliteit II, of een combinatie van methode 1 en methode 2 voorschrijft vanwege het feit dat de uitsluitende toepassing van methode 1 ongepast zou zijn.
3.
De verzekeraar of holding kan voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verzekeringsrichtlijngroep slechts gebruik maken van een intern model, indien daartoe overeenkomstig artikel 231, eerste lid, van de richtlijn solvabiliteit II bij de groepstoezichthouder een aanvraag is ingediend, en de aanvraag overeenkomstig dat artikel is ingewilligd.
4.
Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, neemt zij een besluit over de aanvraag, bedoeld in het derde lid, overeenkomstig artikel 231, eerste tot en met zesde lid, van de richtlijn solvabiliteit II en met inachtneming van de artikelen 343 tot en met 345, 348 en 349 van de verordening solvabiliteit II.
5.
De in het eerste lid bedoelde berekening geschiedt met inachtneming van titel II, hoofdstukken I en II, van de verordening solvabiliteit II. Daarbij kan de Nederlandsche Bank de verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, toestaan om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 227, eerste lid, tweede alinea, van de richtlijn solvabiliteit II, indien zij van oordeel is dat de solvabiliteitsregeling van de betrokken staat die geen lidstaat is, gelijkwaardig is aan de solvabiliteitsregeling ingevolge titel I, hoofdstuk VI, van de richtlijn solvabiliteit II of indien de Europese Commissie de solvabiliteitsregeling ingevolge artikel 227, vierde of zevende lid, van de richtlijn solvabiliteit II als gelijkwaardig heeft aangemerkt.
6.
Op de in het eerste lid bedoelde berekening zijn de overgangsmaatregelen, bedoeld in artikel 308 ter, zestiende lid en zeventiende lid, eerste en tweede alinea, van de richtlijn solvabiliteit II, van toepassing dan wel van overeenkomstige toepassing.