Einde inhoudsopgave
Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000
Artikel 17 Proeven retroreflecterend materiaal (halfabrikaat)
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2005
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt tegelijk in werking met de Wet van 12-05-2005, Stb. 281.
- Bronpublicatie:
09-08-2005, Stcrt. 2005, 161 (uitgifte: 01-01-2005, regelingnummer: HDJZ/AWW/2005-1538)
- Inwerkingtreding
01-09-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-2005, Stb. 2005, 404 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Kentekens en kentekenbewijzen
Verkeersrecht (V)
1.
Van elk type retroreflecterend materiaal waarvoor door de fabrikant daarvan goedkeuring en erkenning voor het aanbrengen van het waarmerk wordt aangevraagd, dienen vijftien monsters (drie van 520 × 110 mm, drie van 340 × 210 mm, drie van 210 × 143 mm, drie van 100 × 175 mm en drie van 145 × 125 mm) voor onderzoek te worden overgelegd.
2.
Elk der monsters zal op de door de fabrikant voorgeschreven wijze worden aangebracht op aluminium platen van de voorgeschreven afmetingen en materiaalkwaliteit.
3.
Uit drie van deze monsters wordt een aantal proefstukken gesneden, die elk voor de in het vierde tot en met tiende lid omschreven proeven worden gebezigd.
4.
Ten aanzien van de hechting van het retroreflecterende materiaal op het aluminium worden de volgende proeven genomen:
- a.
Het retroreflecterende materiaal moet een gelijkmatig retroreflecterend oppervlak vertonen.
- b.
De proefstukken I en II dienen gedurende 2 × 24 achtereenvolgende uren te zijn geconditioneerd alvorens de proeven zoals omschreven onder c en d mogen worden uitgevoerd.
- c.
In het proefstuk I van het retroreflecterende materiaal wordt vanaf de achterzijde een kogel tot op een diepte van 4 mm gedrukt zoals bepaald in de paragrafen 3, 5.2, 5.3, 6.2, 6.2.1 en 6.2.2 van de Internationale Standaard ISO 1520 van 15 december 1973. Na de proef wordt het beproefde gedeelte van het retroreflecterende materiaal met behulp van een loep ‘10 ×’ onderzocht, waarbij het retroreflecterende materiaal niet mag hebben losgelaten van het aluminium materiaal. De proef dient te worden uitgevoerd bij de standaard atmosfeer 23/50, volgens de Nederlandse norm NEN 2172 van november 1969.
- d.
Het proefstuk II van het retroreflecterende materiaal wordt in een tijdsbestek van 1-2 seconden over een hoek van 180° geborgen om een cilindrische doorn met een diameter van 50 mm. Het retroreflecterende materiaal dient zich daarbij aan de buitenzijde te bevinden. Na de proef dient het retroreflecterende materiaal te worden onderzocht met behulp van een loep ‘10 ×’, waarbij het retroreflecterende materiaal geen beschadigingen mag vertonen. De proef dient te worden uitgevoerd bij de standaard atmosfeer 23/50, volgens de Nederlandse norm NEN 2172 van november 1969.
5.
Ten aanzien van de bestandheid tegen water wordt de volgende proef genomen:
Het proefstuk III van het retroreflecterende materiaal dient gedurende 4 × 20 uur te worden beproefd zoals bepaald in paragraaf 6 van de Internationale Standaard ISO 1521 van 15 december 1973. Na iedere periode van 20 uur wordt het proefstuk telkens gedurende 4 uur gedroogd in de standaard atmosfeer 23/50, volgens de Nederlandse norm NEN 2272 van november 1969. Na de proef wordt het beproefde gedeelte van het retroreflecterende materiaal met behulp van een loep ‘10 ×’ onderzocht, waarbij het retroreflecterende materiaal geen beschadigingen of zichtbare verkleuring mag vertonen.
6.
Ten aanzien van de bestandheid tegen benzine wordt de volgende proef genomen:
Het proefstuk IV van het retroreflecterende materiaal wordt gedurende vijf minuten gedompeld in een reservoir met ‘wasbenzine’. Vijf minuten nadat het proefstuk uit het reservoir is genomen wordt het beproefde gedeelte van het retroreflecterende materiaal met behulp van een loep ‘10 ×’ onderzocht, waarbij het retroreflecterende materiaal geen beschadigingen of zichtbare verkleuring mag vertonen. De proef dient te worden uitgevoerd bij de standaard atmosfeer 23/50, volgens de Nederlandse norm NEN 2172 van november 1969.
7.
Ten aanzien van de bestandheid tegen corrosie wordt de volgende proef genomen:
Het proefstuk V van het retroreflecterende materiaal dient gedurende 5 maal 22 uur te worden beproefd zoals bepaald onder de paragrafen 2, 3, 4.1, 5 en 6 van de Duitse norm DIN 50021 van mei 1975. Na iedere periode van 22 uur wordt het proefstuk telkens gedurende 2 uur gedroogd in de standaard atmosfeer 23/50, volgens de Nederlandse norm NEN 2172 van november 1969. Na de proef mag het proefstuk, met uitzondering van een gedeelte met een breedte van 15 mm vanaf de bij de beproeving afgesneden rand, geen zichtbare corrosie vertonen.
8.
Ten aanzien van de bestandheid tegen hoge en lage temperaturen wordt de volgende proef genomen:
De proefstukken VI en VII van het retroreflecterende materiaal worden gedurende 6 achtereenvolgende uren gehouden in een droge atmosfeer van 60° C ± 2° C en onmiddellijk daarna 12 achtereenvolgende uren in een atmosfeer van −20° C ± 2° C. De proefstukken worden daarna gedurende 2 × 24 achtereenvolgende uren geconditioneerd in de standaard atmosfeer 23/50, volgens de Nederlandse norm NEN 2172 van november 1969. Na de proef mag het beproefde gedeelte van het retroreflecterende materiaal geen zichtbare verkleuring vertonen en dienen de proeven zoals omschreven in het vierde lid, onderdelen c en d, te worden herhaald.
9.
Ten aanzien van het versneld verkleuren wordt de volgende proef genomen:
Het proefstuk VIII van het retroreflecterende materiaal dient te worden beproefd op een wijze die overeenkomt met het terzake bepaalde in de Internationale Standaard ISO R 105/V van 1 maart 1969, part 2. Het proefstuk en het standaard kleurmonster dienen daarbij zolang te worden belicht tot de verkleuring van de kleurstandaard (solubilised vat blue 5) begint. Na de proef dient het beproefde gedeelte van het proefstuk voor wat betreft kleur, luminantiefactor en retroreflectie nog te voldoen aan het gestelde daaromtrent in de bijlagen 1, 2 en 3 (na beproeving bij eerste onderzoek).
10.
Ten aanzien van de veroudering bij buitenopstelling wordt de volgende proef genomen:
Een model van het retroreflecterende materiaal wordt opgesteld:
- a.
vrij en onbeschermd;
- b.
in de open lucht;
- c.
onder een hoek van 45°;
- d.
gericht naar het zuiden;
- e.
gedurende 12 maanden.
Na de proef dient het retroreflecterende materiaal voor wat betreft kleur, luminantiefactor en retroreflectie te voldoen aan het gestelde daaromtrent in de bijlagen 1, 2 en 3 en mag het retroreflecterende materiaal geen sporen vertonen van barstvorming, zichtbare corrosie of loslaten van het aluminium materiaal.
11.
Het Europese embleem en landenindicator vormen bij de in dit artikel bedoelde proeven een integraal onderdeel van het retroreflecterend materiaal.