Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke zaken
Artikel 14 [Mogelijkheid van verweer]
Geldend
Geldend vanaf 15-09-1965
- Bronpublicatie:
30-08-1962, Trb. 1963, 50 (uitgifte: 27-06-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
15-09-1965
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-08-1965, Trb. 1965, 155 (uitgifte: 01-01-1965, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
Tegen een beslissing waarbij een verlof tot tenuitvoerlegging is verleend, kan de schuldenaar aanvoeren:
- a)
dat het verlof tot tenuitvoerlegging niet had mogen worden gegeven;
- b)
dat een van de in artikel 2, onder c, genoemde weigeringsgronden aanwezig is;
- c)
dat hij tegen de vordering zelf nog verweren kan inbrengen op gronden, die eerst na de uitspraak van de rechterlijke beslissing zijn ontstaan.
2.
Het geding waarin deze verweren kunnen worden aangevoerd, wordt geregeld door het recht van de Staat waar de tenuitvoerlegging moet plaatsvinden.