Einde inhoudsopgave
Wet bevordering eigenwoningbezit
Artikel 51 Invorderen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2009
- Bronpublicatie:
25-06-2009, Stb. 2009, 265 (uitgifte: 30-06-2009, kamerstukken: 31124)
- Inwerkingtreding
01-07-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-06-2009, Stb. 2009, 266 (uitgifte: 30-06-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Volkshuisvesting en wonen / Bijzondere onderwerpen
1.
Een bedrag als bedoeld in artikel 50, derde en vierde lid, wordt ingevorderd door Onze Minister.
2.
Als de eigenaar-bewoner in gebreke blijft, kan de invordering van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met de kosten van invordering, geschieden bij dwangbevel.
3.
De betekening en tenuitvoerlegging van het dwangbevel geschieden door de ontvanger van de belastingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990, en door de belastingdeurwaarder, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel j, van die wet, met toepassing van de artikelen 13 en 14 van die wet.
4.
Zolang de ontvanger met de zorg voor de invordering is belast, kan hij een vordering doen op grond van artikel 19 van de Invorderingswet 1990, alsmede verrekenen op grond van artikel 24 van die wet.
5.
Met betrekking tot het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel is artikel 17 van de Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in dat artikel in plaats van de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd telkens moet worden gelezen: de met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel belaste ontvanger.
6.
Met betrekking tot de kosten van aanmaning en verdere invordering zijn de artikelen 6 en 7 van de Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing.