Einde inhoudsopgave
Besluit handel in emissierechten
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 30-03-2024. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
26-03-2024, Stb. 2024, 75 (uitgifte: 29-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-03-2024, terugwerkend tot: 01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-03-2024, Stb. 2024, 75 (uitgifte: 29-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Als categorieën van activiteiten als bedoeld in artikel 16.1, tweede lid, van de wet worden aangewezen:
- a.
de categorieën van activiteiten die in de bij dit besluit behorende bijlage I zijn genoemd en de daar genoemde broeikasgassen;
- b.
op grond van artikel 24 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten opgenomen:
- 1°
combinaties van activiteiten en broeikasgassen alsmede
- 2°
combinaties van broeikasgasinstallaties en broeikasgassen,
met ingang van de in de beschikking van de Europese Commissie tot goedkeuring van die opneming genoemde datum.
2.
De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft geen betrekking op activiteiten, indien:
- a.
de betreffende drempelwaarde, genoemd in bijlage I, niet wordt overschreden;
- b.
de broeikasgasinstallatie waarin de activiteiten worden verricht, bestemd is voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen;
- c.
de broeikasgasinstallatie waarin de activiteiten worden verricht, bestemd is voor onderzoek, ontwikkeling of beproeving van nieuwe processen of producten;
- d.
de totale broeikasgasemissies van de broeikasgasinstallatie in de voorgaande desbetreffende periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 11, eerste lid, tweede alinea, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten gemiddeld voor meer dan 95% uit emissies bestaat die het gevolg is van de verbranding van biomassa die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria;
- e.
zich in de broeikasgasinstallatie waarin de activiteiten worden verricht, een reserve, achtervang of parallelle eenheid bevindt die niet gelijktijdig in werking kan zijn met andere eenheden en:
- 1°
de drempelwaarde, genoemd in bijlage I, niet wordt overschreden, als de activiteiten die plaatsvinden in de reserve, achtervang of parallelle eenheid van een broeikasgasinstallatie niet worden meegeteld;
- 2°
er een technische restrictie is waardoor de reserve, achtervang of parallelle eenheid niet tegelijkertijd in werking kan zijn met andere eenheden en de drempelwaarden, genoemd in bijlage 1[lees: bijlage I], op geen enkel moment kunnen worden overschreden;
- 3°
de technische restrictie, bedoeld onder 2°, gemeld is aan het bestuur van de emissieautoriteit, en
- 4°
voldaan wordt aan de bij ministeriële regeling gestelde regels;
- f.
de broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten op verzoek van de exploitant van de broeikasgasinstallatie is uitgesloten van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten en minder dan 2500 ton CO2-equivalenten aan emissies heeft gerapporteerd aan het bestuur van de emissieautoriteit, uitgezonderd emissies van biomassa, in elk van de drie jaren voorafgaand aan het moment van aanmelding bij de Europese Commissie en voldaan wordt aan de bij ministeriële regeling gestelde regels.
3.
De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft geen betrekking op activiteiten binnen:
- a.
een verbrandingseenheid die uitsluitend bedoeld is voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen;
- b.
een eenheid voor onderzoek, ontwikkeling of het testen van nieuwe producten of processen.
4.
Indien in een broeikasgasinstallatie meerdere activiteiten als genoemd in de bij dit besluit behorende bijlage I worden uitgeoefend, blijft bij de toepassing van het eerste lid, onder a, de activiteit met een drempelwaarde uitgedrukt in totaal nominaal thermisch ingangsvermogen buiten beschouwing, indien de drempelwaarde van de andere activiteit of activiteiten is uitgedrukt in een ander criterium dan totaal nominaal thermisch ingangsvermogen en deze drempelwaarde wordt bereikt of overschreden.
5.
Indien een broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten is uitgesloten van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten, ziet de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot de betrokken handelsperiode niet op activiteiten die in de broeikasgasinstallatieworden verricht.
6.
Indien een broeikasgasinstallatie, die als gevolg van de exploitatie van verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW onder het toepassingsgebied van het Europese emissiehandelssysteem valt, haar productieprocessen wijzigt om haar broeikasgasemissies te verminderen en niet langer aan die drempel voldoet, kan de exploitant van de broeikasgasinstallatie het bestuur van de emissieautoriteit verzoeken om de broeikasgasinstallatie alleen tot het einde van de huidige of ook de volgende periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 11 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten na de wijziging van de productieprocessen binnen het toepassingsgebied te laten vallen van afdeling 16.2.1 van de wet.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop het verzoek, bedoeld in het zesde lid, kan worden gedaan.