Einde inhoudsopgave
Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit 2013
Bijlage 2 Lijst overtredingen waarvoor direct een boete wordt opgelegd
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
25-11-2021, Stcrt. 2021, 48295 (uitgifte: 30-12-2021, regelingnummer: 2021-0000193497)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2021, Stcrt. 2021, 48295 (uitgifte: 30-12-2021, regelingnummer: 2021-0000193497)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
- a.
Het niet hebben van een deugdelijke arbeids- en rusttijdenregistratie indien hierdoor een volledige inspectie over de gehele te onderzoeken periode niet mogelijk is.
- b.
Het niet naleven van het verbod van kinderarbeid:
- —
indien (‘gewone’) arbeid wordt verricht door kinderen jonger dan 13 jaar, of
- —
indien ‘artistieke’ arbeid door kinderen wordt verricht waarvoor geen ontheffing is verleend.
- —
indien ‘artistieke’ arbeid wordt verricht door kinderen van 12 jaar of jonger, gedurende het tijdvak 23.00 uur en 8.00 uur, of indien van de voorwaarden van de ontheffing wordt afgeweken.
- c.
Indien er bij het niet naleven van art. 3:2 van de Arbeidstijdenwet sprake is van een voor een kind gevaarlijke situatie.
- d.
Indien sprake is van het verrichten van arbeid door kinderen van 13 tot en met 15 jaar:
- —
een kind in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 24 uur, of
- —
tussen 21.00 uur en 06.00 uur, of
- —
waarbij de onafgebroken rusttijd in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren minder dan 12 uur is, of
- —
meer dan 10 uur per dienst, of
- —
meer dan 45 uur per week.
- e.
Indien sprake is van het verrichten van arbeid door jeugdige werknemers (16 en 17 jarigen[lees: 16- en 17-jarigen]):
- —
een jeugdige werknemer in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 24 uur, of
- —
tussen 00.00 uur en 06.00 uur, of
- —
met een onafgebroken rusttijd van minder dan 10 uur in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, of
- —
meer dan 12 uur per dienst, of
- —
meer dan 60 uur per week.
- f.
Indien sprake is van het verrichten van arbeid door werknemers van 18 jaar of ouder een werknemer1.:
- −
in een tijdruimte van 14 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 32 uur, of
- −
een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 6 uur in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, of
- −
meer dan 14 uur arbeid per dienst verricht, of
- −
gedurende meer dan 72 uur arbeid verricht in een periode van een week, of
- −
meer dan 48 uur arbeid gemiddeld verricht berekend over een periode van 16 weken, of
- −
in een periode van 52 aaneengesloten weken meer dan 140 malen arbeid verricht in een nachtdienst die eindigt na 02:00 uur, of
- −
10 of meer achtereenvolgende nachtdiensten verricht.
- g.
Het gestelde onder e en f geldt niet voor zover in het Arbeidstijdenbesluit in langere arbeidstijden of kortere rusttijden is voorzien dan onder e of f zijn genoemd. Zolang in dat geval conform het Arbeidstijdenbesluit arbeid wordt verricht, is er pas sprake van een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd indien de ruimere norm van het Arbeidstijdenbesluit wordt overtreden.
- h.
Het bepaalde onder g is niet van toepassing wat betreft de norm van het gemiddeld aantal uren per week en de norm van de onafgebroken rusttijd na de aanwezigheidsdienst indien er sprake is van het verrichten van arbeid door werknemers van 18 jaar of ouder en de werknemer conform het Arbeidstijdenbesluit in een aanwezigheidsdienst arbeid verricht. Er is in dat geval sprake van een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd:
- —
indien er meer dan 60 uur gemiddeld arbeid wordt verricht berekend over een periode van 26 weken; of,
- —
indien er sprake is van een onafgebroken rusttijd van minder dan 6 uur na afloop van een aanwezigheidsdienst.
- i.
Het niet naleven van de voorschriften die zijn geregeld in § 5.14 Arbeidstijdenbesluit en als zodanig in het interventiebeleid van het Staatstoezicht op de Mijnen zijn gekwalificeerd.
Samenloop en vervoerswerkzaamheden
- j.
Indien er sprake is van een transportinspectie:
- —
een te korte dagelijkse rusttijd;
- k.
Indien er sprake is van een bedrijfsinspectie:
- —
een dagelijkse rusttijd van minder dan 4,5 uur, of
- —
structurele overtredingen op 10% of meer van de door de bestuurder gebruikte registratiemiddelen ter zake in ten minste 11 gecontroleerde zogenoemde chauffeurswerkdagen.
Eis tot naleving
- l.
Het niet voldoen aan een eis tot naleving als bedoeld in artikel 4:1, zesde lid, van de Arbeidstijdenwet.
Toelichting bij bijlage 2
Week
In deze beleidsregel wordt onder ‘week’ verstaan het tijdvak dat gelegen is tussen maandag 00.00 uur en de eerstvolgende zondag 24.00 uur. Onder ‘dag’ wordt verstaan de tijdruimte van 00.00 tot 24.00 uur.
Ruimere normering in het Arbeidstijdenbesluit
In het Arbeidstijdenbesluit wordt voor een aantal sectoren of typen werkzaamheden voorzien in een ruimere normering dan is voorgeschreven in de Arbeidstijdenwet. In sommige gevallen is de norm in het Arbeidstijdenbesluit ruimer dan de norm voor overtredingen waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Overtreding van deze ruime normering is in dat geval een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd.
Aanwezigheidsdiensten
Artikel 4.8:1 van het Arbeidstijdenbesluit regelt de normering als de werknemer ook rechtmatig in aanwezigheidsdiensten werkt. Hierbij geldt de tijd tijdens de aanwezigheidsdienst als arbeidstijd. Een werknemer mag dan maximaal gemiddeld 48 uur per week over een periode van 26 weken arbeid verrichten. Dit kan worden uitgebreid naar gemiddeld 60 uur per week als de werknemer hiermee uitdrukkelijk instemt (de zogenoemde ‘opt-out’ van artikel 4.8:2 van het Arbeidstijdenbesluit).
Indien er geen ‘opt-out’ is getekend is er sprake van een overtreding van artikel 4.8:1, derde lid, onderdeel b, van het Arbeidstijdenbesluit als er meer dan gemiddeld 48 uur per week arbeid wordt verricht. De Nederlandse Arbeidsinspectie treedt direct op als er meer dan gemiddeld 60 uur per week arbeid wordt verricht. Wanneer er wel meer dan 48 uur, maar niet meer dan 60 uur per week arbeid wordt verricht wordt een waarschuwing gegeven waarbij de werkgever een termijn krijgt om de arbeidstijden aan te passen aan artikel 4.8:1 van het Arbeidstijdenbesluit. Als bij hercontrole blijkt dat nog steeds meer dan gemiddeld 48 uur per week arbeid wordt verricht wordt een boete opgelegd.
Indien er wel een opt-out is getekend is er geen sprake van een overtreding als meer dan gemiddeld 48 uur per week, maar niet meer dan gemiddeld 60 uur per week arbeid wordt verricht (ongeacht voor hoeveel meer uren de ‘opt-out’ is getekend). Als bij een inspectie blijkt dat meer dan gemiddeld 60 uur per week arbeid wordt verricht, wordt dat aangemerkt als een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd.
De lijst met overtredingen waarvoor direct een boete wordt gegeven
Arbeids- en rusttijdenregistratie
De arbeids- en rusttijdenregistratie ligt ten grondslag aan een inspectie van de naleving van de Arbeidstijdenregelgeving. Als deze registratie er niet is, kan niet worden geïnspecteerd. Het kan dan lonend zijn voor een werkgever die veel overtredingen begaat om geen arbeids- en rusttijdenregistratie te hebben. Om dit misbruik tegen te gaan is het niet hebben van een deugdelijke arbeids- en rusttijdenregistratie gedefinieerd als overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd, indien daardoor een volledige inspectie over de gehele te onderzoeken periode niet mogelijk is.
Indien de arbeids- en rusttijdenregistratie niet deugdelijk is, maar een inspectie hierdoor niet gehinderd wordt, is er geen sprake van een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd. Er wordt dan eerst een waarschuwing gegeven en niet direct een boete opgelegd. In ieder geval moet zijn aangegeven welke werknemer op een bepaald tijdstip met de arbeid begint en wanneer hij die arbeid heeft beëindigd, alsmede de daartussen gelegen pauzes. Het gaat bij deze verplichting om de feitelijk gewerkte uren en de feitelijk genoten rust, alsmede om de fictieve arbeidsuren op grond van artikel 5:2 van de Arbeidstijdenwet. Ook de identiteit van de werknemer, bijvoorbeeld het zijn van een jeugdige of kind moet zijn aangegeven, vanwege het feit, dat voor dergelijke categorieën van personen bijzondere voorschriften ten aanzien van het verrichten van arbeid worden voorgeschreven. De manier waarop de werkgever de gegevens registreert is vormvrij, maar de ‘verschillende soorten arbeidstijd’ moeten er wel uit blijken of herleidbaar zijn.
Kinderarbeid
Indien de inspecteur constateert dat een kind niet-toegestane arbeid verricht, is dit een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd, wanneer ook aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
- a.
er is sprake van een voor een kind gevaarlijke situatie; of,
- b.
het kind heeft onvoldoende gerust, werkt laat of werk te lang zoals omschreven in bijlage 2.
- c.
er is geen ontheffing verleend voor artistieke arbeid, of er wordt niet voldaan aan de voorwaarden daaraan in de ontheffing.
Ad a.
Het is afhankelijk van de situatie of er sprake is van een voor een kind gevaarlijke situatie. Als het kind wordt blootgesteld aan overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving zal er in de meeste gevallen sprake zijn van een voor een kind gevaarlijke situatie. Maar ook als geen sprake is van een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving kan er sprake zijn van een voor een kind gevaarlijke situatie. Zo zal er bij het werken met of in de nabijheid van een cirkelzaag sprake zijn van een voor een kind gevaarlijke situatie ook al is er geen sprake van overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het werken met of in de nabijheid van gevaarlijke stoffen of het werken op hoogte.
Ad b.
In het geval onder b is er sprake van overtreding van artikel 3:2, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet.
Ad c. Indien voor artistieke arbeid voor een kind geen ontheffing is verleend, of indien in afwijking van de in de ontheffing vermelde voorwaarden artistieke arbeid wordt verricht, zoals het afwijken van de maximale norm van het aantal arbeidsmomenten per week of optredens per kalenderjaar, het afwijken van de minimale rusttijd en de daarbinnen gelegen rustperiode van 23.00–08.00 uur, wordt direct een boete opgelegd.
Het verrichten van toegestane arbeid door een kind van 13 tot en met 15 jaar is slechts een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd als het kind onvoldoende heeft gerust, laat werkt of te lang werkt zoals omschreven in bijlage 2, onder d.
Telling bij doorlopende diensten
Op grond van artikel 1:7, eerste lid, onderdeel c, van de Arbeidstijdenwet is een dienst een aaneengesloten periode waarin arbeid wordt verricht en die gelegen is tussen twee opeenvolgende onafgebroken rusttijden van ten minste 8 uren. Dit betekent dat een dienst niet eindigt als een werknemer na het verrichten van werkzaamheden een rusttijd heeft van minder dan acht uur. Hierdoor is er niet alleen een overtreding van de rusttijdbepaling, maar ook van de arbeidstijdbepaling.
Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Stel dat een werknemer, na een rust van 12 uur, 10 uur werkt, 7 uur rust en vervolgens weer 10 uur werkt, waarna hij 12 uur rust. Er is sprake van een dienst van 27 uur, waarin 20 uur arbeid wordt verricht. De werkgever heeft hier art. 5:3, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet overtreden, omdat de werknemer binnen de periode van 24 uur slechts 7 uur heeft gerust. Maar hij heeft ook art. 5:7, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet overtreden doordat de werknemer in de dienst (van 27 uur) 20 uur arbeid heeft verricht, terwijl hij maximaal 12 uur per dienst arbeid mag verrichten.
De arbeidstijdovertreding zal alleen in een boeterapport worden opgenomen als de rusttijd korter is dan 6 uur en de rusttijdovertreding een overtreding is, waarvoor direct een boete wordt opgelegd. Indien de rusttijd korter is dan 6 uur is er geen relevante werkonderbreking geweest. Er is dan sprake van één dienst.
Voetnoten
Een overtreding met betrekking tot de arbeidstijd, die het gevolg is van het feit dat twee perioden waarin arbeid wordt verricht wordt onderbroken door een te korte dagelijkse rusttijd, is slechts een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd indien genoemde rusttijd korter is dan 6 uur.