Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 266 Berekening van risicogewogen posten in het kader van de internebeoordelingsbenadering
Geldend
Geldend vanaf 17-01-2018
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2019. Met betrekking tot securitisaties waarvan de effecten zijn uitgegeven vóór 01-01-2019 blijven instellingen de bepalingen in hoofdstuk 5 tot en met 31-12-2019 toepassen in de versie die op 31-12-2018 van toepassing is. Voor de toepassing hiervan worden, in het geval van securitisaties waarbij geen effecten worden uitgegeven, verwijzingen naar 'securitisaties waarvan de effecten zijn uitgegeven' geacht te betekenen 'securitisaties waarvan de initiële securitisatieposities worden gecreëerd'.
- Bronpublicatie:
12-12-2017, PbEU 2017, L 347 (uitgifte: 28-12-2017, regelingnummer: 2017/2401)
- Inwerkingtreding
17-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2017, PbEU 2017, L 347 (uitgifte: 28-12-2017, regelingnummer: 2017/2401)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
In het kader van de internebeoordelingsbenadering brengt de instelling de positie zonder rating in het ABCP-programma of de ABCP-transactie onder in één van de in artikel 265, lid 2, onder e), uiteengezette ratingklassen, op basis van een interne beoordeling. Aan deze positie wordt dezelfde afgeleide rating toegekend als aan de kredietbeoordelingen die met die in artikel 265, lid 2, onder e), uiteengezette ratingklasse overeenstemmen.
2.
De overeenkomstig lid 1 afgeleide rating heeft ten minste een niveau van investeringswaardig of hoger op het ogenblik waarop zij voor het eerst werd toegekend, en wordt beschouwd als een kredietbeoordeling door een EKBI voor de berekening van de risicogewogen posten overeenkomstig artikel 263 of artikel 264, naargelang het geval.