Einde inhoudsopgave
Werkloosheidswet
Artikel 62 [Uitzondering recht op uitkering]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
14-06-2014, Stb. 2014, 216 (uitgifte: 24-06-2014, kamerstukken: 33818)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2014, Stb. 2014, 274 (uitgifte: 17-07-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Uitkeringsvoorwaarden
Sociale zekerheid werkloosheid / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
1.
Geen recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk heeft de werknemer, wiens dienstbetrekking met de werkgever reeds was geëindigd voordat de werkgever kwam te verkeren in een toestand als bedoeld in artikel 61, tenzij:
- a.
een duidelijke samenhang bestaat tussen de omstandigheden die tot het eindigen van de dienstbetrekking leidden en de omstandigheden, die tot die toestand hebben geleid; of
- b.
de werknemer een recht heeft op betaling van loon, vakantiegeld, vakantiebijslag of andere bedragen als bedoeld in artikel 61, dat geen verband houdt met een toestand als bedoeld in artikel 61 en dat niet geldend kan worden gemaakt uitsluitend wegens die toestand.
2.
De werknemer heeft of de nagelaten betrekkingen hebben geen recht op uitkering indien de aanvraag om een uitkering is ingediend nadat 26 weken zijn verstreken na de dag waarop de werkgever is komen te verkeren in een toestand als bedoeld in artikel 61. Het UWV is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van de eerste zin.
3.
Mede heeft recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk de persoon, niet zijnde werknemer, bedoeld in de artikelen 3 of 3a, die gewoonlijk arbeid in Nederland verricht voor de werkgever, bedoeld in artikel 61 of 61a, mits er geen recht op een uitkering bestaat in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een land aangesloten bij de Europese Economische Ruimte.