Einde inhoudsopgave
Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 36
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2021
- Bronpublicatie:
14-09-2021, Stb. 2021, 446 (uitgifte: 30-09-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-09-2021, Stb. 2021, 446 (uitgifte: 30-09-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Bijzondere onderwerpen
1.
Justitiële gegevens, strafvorderlijke gegevens, tenuitvoerleggingsgegevens en gerechtelijke strafgegevens kunnen door de verwerkingsverantwoordelijke desgevraagd worden doorgezonden aan een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, onder de voorwaarde dat deze slechts kunnen worden verwerkt voor het doel waarvoor ze zijn doorgezonden en, indien aanleiding bestaat tot het stellen van grenzen aan de verdere verwerking, binnen die grenzen.
2.
Doorzending van strafvorderlijke gegevens kan uitsluitend met de tussenkomst van de officier van justitie, van tenuitvoerleggingsgegevens met tussenkomst van de door Onze Minister van Justitie en Veiligheid dan wel het College van procureurs-generaal daartoe aangewezen personen die onder hem ressorteren, en van gerechtelijke strafgegevens door het bestuur van een gerecht, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat voor die gegevens verwerkingsverantwoordelijke is.
3.
De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden doorgezonden onder de voorwaarde dat deze door de ontvangende autoriteit worden vernietigd zodra het doel, met het oog waarop de gegevens zijn doorgezonden, is vervuld.
4.
Indien dit uit de wet voortvloeit kunnen bij de doorzending termijnen worden gesteld, na afloop waarvan de verstrekte gegevens door de ontvangende autoriteit moeten worden vernietigd, behoudens wanneer verdere verwerking noodzakelijk is voor een lopend onderzoek, de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen.