Einde inhoudsopgave
Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 35
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
25-03-2024, Stb. 2024, 60 (uitgifte: 27-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2024, Stb. 2024, 61 (uitgifte: 27-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet seksuele misdrijven (20-03-2024, Stb. 59).
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Bijzondere onderwerpen
1.
Justitiële gegevens worden desgevraagd doorgezonden aan de centrale autoriteit van een andere lidstaat ten behoeve van een strafrechtelijke procedure.
2.
Justitiële gegevens worden desgevraagd doorgezonden aan de centrale autoriteit van een andere lidstaat ten behoeve van een verzoek van de betrokkene om hem betreffende gegevens uit de justitiële documentatie.
3.
Justitiële gegevens die betrekking hebben op een misdrijf bedoeld in de artikelen 241, 243, 245 tot en met 250 en 251 tot en met 253 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, worden desgevraagd doorgezonden aan de centrale autoriteit van een andere lidstaat ten behoeve van een procedure die verband houdt met het aannemen van personeel voor activiteiten waarbij de betrokkene rechtstreeks en geregeld in aanraking komt met kinderen.
4.
Justitiële gegevens kunnen desgevraagd worden doorgezonden aan de centrale autoriteit van een andere lidstaat ten behoeve van andere doeleinden.
5.
De centrale autoriteit onderzoekt de volledigheid van de bij een verzoek, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, doorgezonden informatie. Indien de bij het verzoek verstrekte informatie volledig is, worden de justitiële gegevens onverwijld maar in ieder geval binnen tien werkdagen na de dag waarop het verzoek is ontvangen, doorgezonden. Indien nadere informatie nodig is met het oog op vaststelling van de identiteit van de persoon op wie het verzoek betrekking heeft, wordt onverwijld overlegd met de centrale autoriteit die het verzoek heeft gedaan teneinde binnen tien werkdagen na de dag waarop de aanvullende informatie is verkregen, een antwoord te kunnen verzenden.
6.
In afwijking van het vijfde lid wordt een verzoek, bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, in ieder geval beantwoord binnen twintig werkdagen na de dag waarop het verzoek is ontvangen respectievelijk de dag waarop de aanvullende informatie is verkregen.
7.
De beantwoording van het verzoek bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, geschiedt langs geautomatiseerde weg.
8.
Tot uiterlijk een jaar na de doorzending op grond van het eerste tot en met het vierde lid stelt de centrale autoriteit onverwijld de centrale autoriteit die de gegevens heeft ontvangen in kennis van wijziging of schrapping van de doorgezonden gegevens.