Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologische erfgoed (herzien)
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 25-05-1995
- Bronpublicatie:
16-01-1992, Trb. 1992, 97 (uitgifte: 03-07-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-05-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-07-2007, Trb. 2007, 126 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Monumentenzorg
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Iedere Partij verplicht zich ertoe:
- i.
te streven naar afstemming en overeenstemming tussen de onderscheiden behoeften van de archeologie en de ruimtelijke ordening door erop toe te zien dat archeologen worden betrokken bij:
- a.
het planningsbeleid, ten einde te komen tot evenwichtige strategieën voor de bescherming, het behoud en het beter tot hun recht doen komen van plaatsen van archeologisch belang;
- b.
de verschillende fasen van ontwikkelingsprojecten;
- ii.
te waarborgen dat archeologen, stedebouwkundigen en planologen stelselmatig met elkaar overleggen ten einde te komen tot:
- a.
wijziging van ontwikkelingsplannen die het archeologische erfgoed zouden kunnen aantasten;
- b.
toewijzing van voldoende tijd en middelen om passend wetenschappelijk onderzoek van de vindplaats te verrichten en om de resultaten daarvan te publiceren;
- iii.
te waarborgen dat milieu-effectrapportages en de daaruit voortvloeiende beslissingen ten volle rekening houden met archeologische vindplaatsen en hun context;
- iv.
zorg te dragen, wanneer bestanddelen van het archeologische erfgoed zijn gevonden gedurende bouwwerkzaamheden, voor het behoud daarvan, zo mogelijk in situ;
- v.
te waarborgen dat de openstelling van archeologische vindplaatsen voor het publiek, met name de nodige voorzieningen voor het opvangen van grote aantallen bezoekers, het archeologische en wetenschappelijke karakter van die plaatsen en hun omgeving niet aantast.