Einde inhoudsopgave
Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010
Artikel 6.3.1
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2010
- Bronpublicatie:
05-02-2010, Provinciaal blad van Noord-Brabant 2010, 30 (uitgifte: 24-02-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-02-2010, Provinciaal blad van Noord-Brabant 2010, 30 (uitgifte: 24-02-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Onverminderd de eisen die op grond van artikel 39, eerste lid, van de Wet bodembescherming worden gesteld dienen in het saneringsplan de volgende gegevens te worden vermeld of te worden overgelegd:
- a.
algemene gegevens:
- 1°
het adres, kadastrale aanduiding en datum daarvan en een topografische kaart met X en Y coördinaten waarop de oppervlakte en de ligging van het grondgebied waar de verontreiniging zich bevindt is aangegeven;
- 2°
een kadastrale kaart, schaal 1: 1000, 1:2000 of 1: 2500, (inclusief datum en noordpijl) waarop het geval van verontreiniging is aangegeven, die uiterlijk drie maanden voor de indiening van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven en waarop eveneens de direct aan dit geval grenzende percelen zijn aangegeven;
- 3°
een uittreksel van het kadaster waaruit de huidige eigendomssituatie blijkt, dat uiterlijk drie maanden voor de indiening van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven
- 4°
de voormalige, huidige en eventueel toekomstige functie van de locatie;
- 5°
de naam en het adres van degene in wiens opdracht de sanering zal plaatsvinden;
- 6°
de naam en het adres van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied als bedoeld onder 1°, alsmede van de gebruiker daarvan;
- 7°
een beschrijving van de omvang en periode van ontstaan van de verontreiniging;
- 8°
een definitie van het geval van verontreiniging;
- 9°
een beschrijving van de bodemkundige opbouw en de geohydrologische situatie;
- 10°
een tijdschema waarop in ieder geval is aangegeven de datum waarop met de sanering naar verwachting zal worden begonnen en de datum waarop de sanering naar verwachting zal zijn afgerond.
- 11°
Indien de sanering in fasen worden uitgevoerd dient de voorgenomen fasering in het schema te worden vermeld en het verzoek om een besluit als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Wet bodembescherming te zijn bijgevoegd;
- 12°
een specificatie van de bij de uitvoering van de sanering betrokken bedrijven en instanties;
- 13°
een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen en toestemmingen om het werk te kunnen uitvoeren;
- 14°
een beschrijving van de wijze waarop de milieukundige begeleiding plaatsvindt;
- 15°
een ontgravingskaart,
- 16°
een grondwateronttrekkingskaart en, indien van toepassing, een kaart met het in-situ systeem;
- 17°
een raming van de totale oppervlakte (in m2) en omvang (in m3) van verontreinigde grond, omsloten door de streef- respectievelijk interventiewaarde contour waar de sanering betrekking op heeft;
- 18°
een raming van het totale volume (in m3) van verontreinigd grondwater omsloten door de streef- respectievelijk interventiewaardecontour waar de sanering betrekking op heeft;
- 19°
voor zover de sanering betrekking heeft op vluchtige organische stoffen en/of asbest: een omgevingsplan, dat aangeeft hoe de risico's en hinder voor de omgeving als gevolg van ongecontroleerde en ongewenste verspreiding van verontreinigende stoffen tijdens de uitvoering van de sanering zo veel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt.
- b.
Keuze saneringsvariant
- 1°
een gekozen saneringsvariant met het saneringsdoel;
- 2°
de al dan niet aanwezigheid van gebiedsgerichte verbijzondering;
- c.
Beschrijving saneringsmaatregelen
- 1°
een beschrijving van de maatregelen die de sanering mogelijk moeten maken;
- 3°
een beschrijving van de te treffen hydrologische voorzieningen met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving;
- 4°
indien verontreinigde grond zal worden afgegraven of verontreinigd grondwater zal worden onttrokken:
- —
de hoeveelheid van die grond of dat grondwater;
- —
indien de grond of het grondwater geheel of gedeeltelijk niet zal worden gereinigd, de redenen daarvoor;
- 5°
gegevens over de bestemming van overige afvalstromen die, naast de verontreinigde grond, vrijkomen bij de sanering;
- 6°
gegevens over de hoeveelheid, kwaliteit en herkomst -van de eventueel te gebruiken aanvulgrond;
- 7°
Indien van toepassing: een beschrijving van de wijze waarop de verschillende categorieën vrijkomende grond in depot wordt gezet inclusief een overzicht waarop de plaats van het depot/de depots staan aangegeven met inbegrip van de beschermende voorzieningen;
- 8°
een beschrijving van de maatregelen die overlast als gevolg van de sanering voorkomen of zoveel mogelijk beperken;
- 9°
een beschrijving van de veiligheids- en arbeidshygiënische aspecten;
- 10°
een beschrijving van de ligging van kabels en leidingen;
- 11°
een beschrijving van de wijze waarop, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.9.1, derde lid, de voortgang van de grondwatersanering wordt gecontroleerd en hoe over de voortgang wordt gerapporteerd.
2.
Onverminderd het tweede lid dienen alle overige verplichte gegevens zoals die voorkomen in de in artikel 6.2.1, eerste lid, bedoelde gegevensdrager te worden overgelegd.
3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 39, eerste lid, van de Wet bodembescherming, kan het vermelden in het saneringsplan van gegevens, als bedoeld in het eerste lid, achterwege blijven indien:
- a.
bij indiening van het plan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken, en;
- b.
daarbij de reden wordt aangegeven waarom de gegevens ontbreken, en;
- c.
die gegevens naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het saneringsplan.