Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 3.98a Omzetting van een afgewaardeerde vordering als bedoeld in artikel 3.92
Geldend
Geldend van 09-12-2005 tot 01-01-2025
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorspronkelijk artikel vervallen.
- Bronpublicatie:
01-12-2005, Stb. 2005, 613 (uitgifte: 08-12-2005, kamerstukken: 29686)
- Inwerkingtreding
09-12-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2005, Stb. 2005, 613 (uitgifte: 08-12-2005, kamerstukken: 29686)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Resultaat uit overige werkzaamheden
1.
Indien de belastingplichtige een schuldvordering heeft als bedoeld in artikel 3.92 en die schuldvordering is afgewaardeerd ten laste van de winst uit een onderneming of het resultaat uit een werkzaamheid van hem of van een met hem verbonden persoon, wordt, indien zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het tweede lid, tot het resultaat van de belastingplichtige gerekend een bedrag gelijk aan die afwaardering. Het in de eerste volzin bedoelde bedrag kan gelijktijdig ten laste van het resultaat worden toegevoegd aan een reserve (opwaarderingsreserve).
2.
Van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid is sprake indien:
- a.
de met de schuldvordering corresponderende schuld door de schuldenaar wordt voldaan door het uitgeven van aandelen of winstbewijzen (omzetting);
- b.
de met de schuldvordering corresponderende schuld gaat functioneren als eigen vermogen van de schuldenaar zonder dat deze daartoe aandelen of winstbewijzen uitgeeft waarbij de schuldvordering niet meer behoort tot het vermogen van een werkzaamheid; of
- c.
de schuldvordering geheel of gedeeltelijk wordt prijsgegeven.
3.
Het eerste lid is ter zake van een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, niet van toepassing voor zover de in dat lid bedoelde omstandigheid bij de schuldenaar leidt tot belastbare winst in Nederland of meebrengt dat een voordeel bij de schuldenaar wordt betrokken in de heffing van een belasting naar de winst die naar Nederlandse maatstaven redelijk is.
4.
De opwaarderingsreserve wordt aan het resultaat toegevoegd voor zover het verschil tussen de actuele waarde in het economische verkeer van de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon direct of indirect houdt in de schuldenaar en de waarde in het economische verkeer van die aandelen of winstbewijzen ten tijde van de in het eerste lid bedoelde omstandigheid uitgaat boven het bedrag waarmee de opwaarderingsreserve sinds die omstandigheid reeds is afgenomen. Daarbij wordt de waardestijging van de direct of indirect gehouden aandelen of winstbewijzen van een met de belastingplichtige verbonden persoon bij de belastingplichtige niet in aanmerking genomen, voor zover die waardestijging bij de verbonden persoon op grond van dit artikel reeds leidt tot een toevoeging aan het resultaat uit een werkzaamheid.
5.
Indien aandelen of winstbewijzen van de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon in de schuldenaar na de in het eerste lid bedoelde omstandigheid zijn vervreemd aan een niet met de belastingplichtige verbonden persoon of een vennootschap waarin de belastingplichtige noch een met hem verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in hoofdstuk 4, wordt voor de toepassing van het vierde lid de actuele waarde in het economische verkeer van de daar bedoelde aandelen of winstbewijzen vermeerderd met de overdrachtsprijs van de vervreemde aandelen of winstbewijzen. Indien de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon zijn aandelenbezit of bezit van winstbewijzen in de schuldenaar na de in het eerste lid bedoelde omstandigheid heeft uitgebreid doordat aandelen of winstbewijzen zijn verkregen van de schuldenaar zelf of van een niet met de belastingplichtige verbonden persoon of een vennootschap waarin noch de belastingplichtige noch een met hem verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in hoofdstuk 4, wordt voor de toepassing van het vierde lid de actuele waarde in het economische verkeer van de daar bedoelde aandelen of winstbewijzen verminderd met de verkrijgingsprijs van die uitbreiding. Onder een uitbreiding van het aandelenbezit of bezit aan winstbewijzen als bedoeld in de tweede volzin wordt mede begrepen een storting van kapitaal zonder uitreiking van aandelen of winstbewijzen.
6.
Indien een omstandigheid, anders dan omschreven in het achtste lid, meebrengt dat noch de belastingplichtige, noch een met hem verbonden persoon, meer een aanmerkelijk belang als bedoeld in hoofdstuk 4 in de schuldenaar heeft, wordt direct voorafgaande aan die omstandigheid het vierde lid voor het laatst toegepast. Ingeval daarna nog een bedrag aan opwaarderingsreserve resteert, vervalt dat restant zonder dat dit tot een toevoeging aan het resultaat leidt.
7
In afwijking van het zesde lid, tweede volzin, wordt het restant van de opwaarderingsreserve wel toegevoegd aan het resultaat uit een werkzaamheid indien de omstandigheid in overwegende mate is gericht op het realiseren van een vrijval van de opwaarderingsreserve die niet tot een toevoeging aan het resultaat leidt. Een omstandigheid wordt, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt, geacht in overwegende mate te zijn gericht op het realiseren van een vrijval die niet tot een toevoeging aan het resultaat leidt, indien de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon binnen drie jaar na die omstandigheid opnieuw een aanmerkelijk belang in de schuldenaar verkrijgt.
8.
Indien de onderneming of een gedeelte van de onderneming van de schuldenaar wordt vervreemd aan de belastingplichtige of aan een met hem verbonden persoon dan wel aan een vennootschap waarin de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon, een aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in hoofdstuk 4, wordt onmiddellijk daaraan voorafgaand de opwaarderingsreserve toegevoegd aan het resultaat.
9
Voor de toepassing van dit artikel zijn de artikelen 4.3, 4.4, 4.5 en 4.5a van overeenkomstige toepassing.
10
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een met de belastingplichtige verbonden persoon verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 3.91, tweede lid, onderdelen b en c.