Einde inhoudsopgave
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Artikel 45 [Inlichtingenplicht instanties]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 498 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36342)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 498 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36342)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
1.
De hieronder vermelde instanties zijn verplicht desgevraagd aan het college kosteloos opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet:
- a.
het college van andere gemeenten;
- b.
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank;
- c.
de Belastingdienst;
- d.
het CAK, genoemd in artikel 6.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg, de Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet marktordening gezondheidszorg en de zorgverzekeraars in de zin van de artikelen 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet of van de Wet langdurige zorg;
- e.
de bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen, risicofondsen, stichtingen tot uitvoering van een regeling inzake vervroegd uittreden en andere organen belast met het doen van uitkeringen of verstrekkingen die bij of krachtens artikel 8 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers als inkomen worden aangemerkt;
- f.
de Kamer van Koophandel, met dien verstande dat dit, in afwijking van de aanhef van dit lid, geschiedt tegen betaling van de daarvoor op grond van de Handelsregisterwet 2007 vastgestelde vergoeding;
- g.
de korpschef en de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee in de zin van de Vreemdelingenwet 2000;
- h.
de Dienst Toeslagen betreffende de toekenning van tegemoetkomingen met toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffende de toepassing van de Wet bevordering eigenwoningbezit;
- i.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
- j.
Onze Minister van Economische Zaken betreffende de omvang van de productiebeperkende maatregelen voor het bedrijf van de ondernemer in de agrarische sector;
- k.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;
- l.
de instanties en personen die woonruimte verhuren;
- m.
de instanties die in het kader van de openbare nutsvoorziening energie en water leveren;
- n.
derden die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de arbeidsinschakeling van personen bevorderen;
- o.
Onze Minister betreffende de toepassing van[lees: van de]Wet inburgering 2021.
2.
Het vragen door burgemeester en wethouders en het verstrekken door de in het eerste lid bedoelde instanties van de in het eerste lid bedoelde opgaven en inlichtingen kan geschieden door tussenkomst van het Inlichtingenbureau.
3.
Griffiers van colleges, geheel of ten dele met rechtspraak belast, zijn verplicht desgevraagd aan het college kosteloos alle gegevens en uittreksels of afschriften van uitspraken, registers en andere stukken te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.
4.
De in het eerste en het derde lid bedoelde verplichtingen strekken zich mede uit tot degene:
- a.
van wie kosten van uitkeringen worden of kunnen worden teruggevorderd ingevolge hoofdstuk II, paragraaf 5;
- b.
die hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, of ten aanzien van wie dat redelijkerwijs kan worden vermoed, als degene:
- 1°
te wiens behoeve een uitkering ingevolge deze wet is gevraagd of wordt verleend;
- 2°
van wie kosten van uitkering worden of kunnen worden teruggevorderd ingevolge hoofdstuk II, paragraaf 5.
5.
De in het eerste en het derde lid bedoelde opgaven en inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk, of in een andere vorm die redelijkerwijs kan worden verlangd, en zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen vier weken na ontvangst van het verzoek hiertoe, verstrekt.
6.
De in het eerste lid, onderdeel a tot en met k, genoemde instanties treffen desgevraagd met het college en met het Inlichtingenbureau een regeling met betrekking tot de mededeling van wijzigingen in de eerder aan hen gevraagde opgaven en inlichtingen.
7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het tweede lid en de inhoud en vormgeving van de in het zesde lid bedoelde regelingen.
8.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen een of meer van de in het eerste lid bedoelde instanties worden aangewezen die ten behoeve van aan het college te verstrekken opgaven en inlichtingen, de door het Inlichtingenbureau aan deze instanties verstrekte gegevens van aldaar op dat moment nog onbekende personen opslaan. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing. Bij toepassing van de eerste volzin wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald op welke wijze en gedurende welke termijn deze gegevens worden opgeslagen.
9.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere instanties en personen dan genoemd in het eerste en het derde lid worden aangewezen voor wie de verplichtingen, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, eveneens gelden, voorzover het betreft de verstrekking van nader bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen inlichtingen en opgaven met betrekking tot inkomen en vermogen.
10.
Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het negende lid, kan tevens worden bepaald dat de daar bedoelde verplichting alleen geldt jegens ambtenaren met opsporingsbevoegdheid.
11.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie verstrekt ten aanzien van de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, onverwijld en kosteloos de beschikbare informatie en alle overige opgaven en inlichtingen, die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, aan het college, door tussenkomst van het Inlichtingenbureau, waarbij hij gebruik kan maken van het het[lees: het] burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.
12.
De Belastingdienst verstrekt aan het college zonder dat daaraan een verzoek ten grondslag ligt gegevens als bedoeld in het eerste lid over samenloop van een uitkering met inkomen uit of in verband met arbeid of bedrijf, die bij de uitvoering van een belastingwet of bij de invordering van enige rijksbelasting bekend zijn geworden voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.