Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:279 [Overeenkomst met toezichthouder lidstaat]
Geldend
Geldend vanaf 19-10-2021
- Bronpublicatie:
29-09-2021, Stb. 2021, 463 (uitgifte: 12-10-2021, kamerstukken: 35783)
- Inwerkingtreding
19-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2021, Stb. 2021, 478 (uitgifte: 18-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank kan, overeenkomstig artikel 28 van verordening (EU) nr. 1093/2010, met de toezichthoudende instantie van een andere lidstaat een overeenkomst sluiten om:
- a.
het prudentieel toezicht, of onderdelen daarvan, op een bank met zetel in Nederland of een beleggingsonderneming onder de verordening kapitaalvereisten, met een moederonderneming met zetel in een andere lidstaat, over te dragen aan de toezichthoudende instantie van die lidstaat, indien deze het toezicht op de moederonderneming uitoefent; of
- b.
het prudentieel toezicht, of onderdelen daarvan, op een bank of beleggingsonderneming die op grond van artikel 1, tweede lid, van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen de vereisten van de verordening kapitaalvereisten toepast, met zetel in de andere lidstaat en met een moederonderneming met zetel in Nederland, over te nemen van de toezichthoudende instantie van die lidstaat, indien de Nederlandsche Bank het toezicht op de moederonderneming uitoefent.
2.
Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, onderdeel b, wordt de bank of beleggingsonderneming voor de uitoefening van het prudentieel toezicht door de Nederlandsche Bank gelijkgesteld met een bank of beleggingsonderneming met zetel in Nederland.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid. Hierbij kunnen voorwaarden of beperkingen worden gesteld aan de overdracht of overname van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b.