Verdrag tot regeling van zekere wetsconflicten ten aanzien van chèques
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1934
- Bronpublicatie:
19-03-1931, Stb. 1934, 210 (uitgifte: 04-05-1934, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1934
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-11-1959, Trb. 1959, 166 (uitgifte: 01-01-1959, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
De bekwaamheid van een persoon om zich bij chèque te verbinden wordt bepaald door zijn nationale wet. Indien deze nationale wet de wet van een ander land bevoegd verklaart, is deze laatste wet toepasselijk.
De persoon, die onbekwaam zou zijn volgens de wet, in het voorgaande lid genoemd, is desniettemin rechtsgeldig verbonden, indien de handteekening is geplaatst op het grondgebied van een land, volgens welks wetgeving de persoon bekwaam zou zijn geweest.
Ieder der Hooge Verdragsluitende Partijen is bevoegd, de rechtsgeldigheid te ontkennen van een door één harer onderdanen aangegane verbintenis ten aanzien van chèques, welke op het grondgebied der andere Hooge Verdragsluitende Partijen slechts door toepassing van het voorgaande lid van dit artikel geldig zou zijn.