Einde inhoudsopgave
Vrijstellingsregeling Wft
Artikel 45 [Gedragstoezicht financiële ondernemingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Redactionele toelichting
Deze regeling treedt tegelijk in werking met de Wet op het financieel toezicht (28-09-2006, Stb. 475).
- Bronpublicatie:
15-11-2006, Stcrt. 2006, 229 (uitgifte: 23-11-2006, regelingnummer: FM2006-02672M)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2006, Stb. 2006, 664 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Van het ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet bepaalde zijn vrijgesteld:
- a.
adviseurs voorzover zij adviseren over beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;
- b.
adviseurs voorzover zij adviseren over verzekeringen aan:
- 1°
rechtspersonen waarin zij deelnemen;
- 2°
vennootschappen waarvan zij vennoot zijn; of
- 3°
rechtspersonen of vennootschappen waarin of waarvan andere rechtspersonen of vennootschappen waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden, deelnemen onderscheidenlijk vennoot zijn;
- c.
adviseurs in verzekeringen voorzover zij als bemiddelaar ten aanzien van de aanbevolen verzekering zijn vrijgesteld ingevolge artikel 47, eerste lid, aanhef en onderdeel d;
- d.
de Staat der Nederlanden voorzover hij in het kader van publieksvoorlichting adviseert over zorgverzekeringen of ziektekostenverzekeringen ter aanvulling van een zorgverzekering;
- e.
adviseurs die een andere hoofdberoepswerkzaamheid hebben dan het verlenen van financiële diensten en uit hoofde van die hoofdberoepswerkzaamheid inzicht hebben in de financiële situatie van consumenten, voorzover zij, zonder daarvoor van de aanbieder provisie te ontvangen, consumenten adviseren en de door hen verstrekte adviezen in het verlengde liggen van hun hoofdberoepswerkzaamheid;
- f.
adviseurs voorzover zij adviseren over financiële instrumenten aan personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf en niet tevens beleggingsdiensten verlenen.
2.
Het eerste lid, aanhef en onderdeel e, is slechts van toepassing indien het adviseren slechts een marginaal onderdeel uitmaakt van de totale werkzaamheden van de adviseur en hij het aanbevolen financiële product niet tevens aanbiedt of met betrekking tot het aanbevolen financiële product niet tevens een beleggingsdienst verleent, bemiddelt, optreedt als gevolmachtigde agent of optreedt als ondergevolmachtigde agent.
3.
Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is slechts van toepassing voorzover de adviseurs in reclame-uitingen en andere onverplichte precontractuele informatie inzake het beleggingsobject vermelden dat zij voor het adviseren over het beleggingsobject niet onder toezicht staan van de Autoriteit Financiële Markten.