Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen
Artikel 9 Productgovernanceverplichtingen voor beleggingsondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen
Geldend
Geldend vanaf 22-08-2021
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 22-11-2022.
- Bronpublicatie:
21-04-2021, PbEU 2021, L 277 (uitgifte: 02-08-2021, regelingnummer: 2021/1269)
- Inwerkingtreding
22-08-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-04-2021, PbEU 2021, L 277 (uitgifte: 02-08-2021, regelingnummer: 2021/1269)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen aan dit artikel te voldoen wanneer zij financiële instrumenten vervaardigen, met inbegrip van de creatie, de ontwikkeling, de uitgifte en/of het ontwerp van financiële instrumenten.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen, op passende en evenredige wijze te voldoen aan de desbetreffende voorschriften in de leden 2 tot en met 15, rekening houdend met de aard van het financieel instrument, de beleggingsdienst en de doelmarkt voor het product.
2.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen procedures en maatregelen op te stellen, in te voeren en te handhaven om ervoor te zorgen dat zij bij het vervaardigen van financiële instrumenten voldoen aan de vereisten inzake passend beheer van belangenconflicten, met inbegrip van de vergoeding. Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen, waarborgen met name dat het ontwerp van het financieel instrument, met inbegrip van zijn kenmerken, de cliënten niet benadeelt of niet tot problemen voor de integriteit van de markt leidt doordat de onderneming de mogelijkheid krijgt haar eigen risico's of blootstelling aan de onderliggende activa van het product te beperken en/of af te schuiven, wanneer de beleggingsonderneming de onderliggende activa reeds voor eigen rekening aanhoudt.
3.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen potentiële belangenconflicten te onderzoeken telkens wanneer zij een financieel instrument vervaardigen. Ondernemingen beoordelen met name of het financieel instrument een situatie tot stand brengt waarin eindcliënten kunnen worden benadeeld wanneer zij:
- a)
een blootstelling aangaan die tegengesteld is aan die welke voorheen door de onderneming zelf werd aangehouden, of
- b)
een blootstelling aangaan die tegengesteld is aan die welke de onderneming wenst aan te houden na de verkoop van het product.
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen onderzoeken of het financieel instrument een bedreiging kan vormen voor de ordelijke werking of de stabiliteit van financiële markten voordat zij besluiten een product in omloop te brengen.
5.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat de personeelsleden die betrokken zijn bij het vervaardigen van financiële instrumenten, de nodige deskundigheid bezitten om de kenmerken en risico's te begrijpen van de financiële instrumenten die zij vervaardigen.
6.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat het leidinggevend orgaan daadwerkelijke controle uitoefent over het proces van productgovernance. De beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de nalevingsverslagen aan het leidinggevend orgaan stelselmatig informatie bevatten over de door de onderneming vervaardigde financiële instrumenten, waaronder ook informatie over de distributiestrategie. De beleggingsondernemingen stellen de verslagen op verzoek ter beschikking aan hun bevoegde autoriteit.
7.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat de met naleving belaste dienst toezicht houdt op de ontwikkeling en de periodieke evaluatie van de productgovernanceverplichtingen om risico's op niet-naleving van de in dit artikel bedoelde verplichtingen door de onderneming op te sporen.
8.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen in hun samenwerking voor het creëren, het ontwikkelen, het uitgeven en/of het ontwerpen van een product, ook met entiteiten die niet aan de vergunningsplicht en het toezicht krachtens Richtlijn 2014/65/EU zijn onderworpen, of met ondernemingen uit derde landen, hun wederzijdse verplichtingen in een schriftelijke overeenkomst vast te stellen.
9.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen de potentiële doelmarkt voor elk financieel instrument voldoende fijnmazig vast te stellen en het type of de typen cliënten te bepalen met wier behoeften, kenmerken en doelstellingen, met inbegrip van duurzaamheidsdoelstellingen, het financiële instrument overeenstemt. In dit proces identificeert de onderneming de groep of groepen cliënten met wier behoeften, kenmerken en doelstellingen het financiële instrument niet overeenstemt, behalve indien financiële instrumenten duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen. Wanneer beleggingsondernemingen samenwerken bij het vervaardigen van een financieel instrument, moet slechts één doelmarkt worden aangewezen.
Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen welke door andere beleggingsondernemingen in omloop worden gebracht, bepalen de behoeften en kenmerken van cliënten waarmee het product overeenstemt, op basis van hun theoretische kennis en hun voorbije ervaring met het financieel instrument of met soortgelijke financiële instrumenten, de financiële markten en de behoeften, kenmerken en doelstellingen van potentiële eindcliënten.
10.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen een scenarioanalyse voor hun financiële instrumenten te verrichten waarin het risico wordt beoordeeld dat het product slechte resultaten zou opleveren voor eindcliënten, en wordt nagegaan in welke omstandigheden dit kan gebeuren. Beleggingsondernemingen beoordelen de werking van financiële instrumenten in negatieve omstandigheden waarin bijvoorbeeld:
- a)
de marktomgeving verslechtert;
- b)
de productontwikkelaar of de derde partij die betrokken is bij de vervaardiging of de werking van het financieel instrument, financiële moeilijkheden ondervindt of zich andere tegenpartijrisico's voordoen;
- c)
het financieel instrument commercieel niet langer levensvatbaar is, of
- d)
de vraag naar het financieel instrument veel hoger is dan verwacht en de middelen van de onderneming en/of de markt van het onderliggende instrument onder druk komen te staan.
11.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen te bepalen of een financieel instrument voldoet aan de vastgestelde behoeften, kenmerken en doelstellingen van de doelmarkt, onder meer door een onderzoek van de volgende elementen:
- (a)
het risico/rendementsprofiel van het financieel instrument stemt overeen met de doelmarkt;
- (b)
de duurzaamheidsfactoren van het financieel instrument stemmen, in voorkomend geval, overeen met de doelmarkt;
- (c)
het ontwerp van het financieel instrument wordt gedreven door kenmerken die aan de cliënt ten goede komen, en niet door een bedrijfsmodel dat voor zijn rendabiliteit gebaseerd is op slechte resultaten voor de cliënt.
12.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen de voor het financieel instrument voorgestelde kostenstructuur te evalueren, onder meer door rekening te houden met het volgende:
- a)
de kosten en tarieven voor het financieel instrument zijn verenigbaar met de behoeften, de doelstellingen en de kenmerken van de doelmarkt;
- b)
de kosten ondermijnen de rendementsverwachtingen voor het financieel instrument niet, zoals wanneer de kosten of tarieven bijna alle verwachte aan het financieel instrument verbonden belastingvoordelen evenaren, overschrijden of opheffen, en
- c)
de kostenstructuur van het financieel instrument is voldoende transparant voor de doelmarkt, zodat deze geen kosten verhult of te complex is om te begrijpen.
13.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat de verstrekking van informatie aan distributeurs ook betrekking heeft op de passende kanalen voor distributie van het financieel instrument, het productgoedkeuringsproces en de beoordeling van de doelmarkt, en een behoorlijk niveau bereikt zodat distributeurs in staat zijn het financieel instrument op passende wijze te begrijpen en aan te bevelen of te verkopen.
De duurzaamheidsfactoren van het financiële instrument worden transparant gepresenteerd en verschaffen distributeurs de nodig informatie om afdoende rekening te houden met duurzaamheidsdoelstellingen van de cliënt of potentiële cliënt.
14.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen de financiële instrumenten die zij vervaardigen, regelmatig te evalueren, rekening houdende met gebeurtenissen die het potentiële risico voor de vastgestelde doelmarkt feitelijk kunnen beïnvloeden. De beleggingsondernemingen onderzoeken of het financieel instrument blijft overeenstemmen met de behoeften, kenmerken en doelstellingen, met inbegrip van duurzaamheidsdoelstellingen, van de doelmarkt en of het op de doelmarkt wordt gedistribueerd of cliënten bereikt met wier behoeften, kenmerken en doelstellingen het financiële instrument niet overeenstemt.
15.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen de financiële instrumenten vóór elke verdere uitgifte of nieuwe lancering te evalueren indien zij op de hoogte zijn van gebeurtenissen die de potentiële risico's voor beleggers feitelijk kunnen beïnvloeden, en op gezette tijden te evalueren of de financiële instrumenten functioneren zoals bedoeld. De beleggingsondernemingen bepalen met welke regelmaat zij hun financiële instrumenten evalueren, op basis van toepasselijke factoren die onder meer verband houden met de complexiteit of de innovatieve aard van de gevolgde beleggingsstrategieën. Zij bepalen ook welke belangrijke gebeurtenissen het potentiële risico of de rendementsverwachtingen van het financiële instrument kunnen beïnvloeden, zoals:
- a)
de overschrijding van een drempel die het rendementsprofiel van het financieel instrument beïnvloedt, of
- b)
de solvabiliteit van bepaalde emittenten waarvan de effecten of waarborgen de prestaties van het financieel instrument kunnen beïnvloeden.
De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen bij dergelijke gebeurtenissen passende maatregelen nemen zoals:
- a)
relevante informatie verstrekken over de gebeurtenis en de gevolgen daarvan voor het financieel instrument, aan de cliënten of aan de distributeurs van het financieel instrument indien de beleggingsonderneming het financieel instrument niet rechtstreeks aan cliënten verkoopt;
- b)
verandering aanbrengen in het productgoedkeuringsproces;
- c)
verdere uitgiften van het financieel instrument stopzetten;
- d)
verandering aanbrengen in het financieel instrument om oneerlijke contractuele voorwaarden te vermijden;
- e)
onderzoeken of de verkoopkanalen waardoor de financiële instrumenten worden verkocht, geschikt zijn, wanneer ondernemingen tot de bevinding komen dat de verkoop van het financieel instrument niet verloopt zoals voorzien;
- f)
de distributeur contacteren om een wijziging van het distributieproces te bespreken;
- g)
de relatie met de distributeur beëindigen, of
- h)
de relevante bevoegde autoriteit informeren.