Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2017
- Bronpublicatie:
07-04-2016, PbEU 2017, L 87 (uitgifte: 31-03-2017, regelingnummer: 2017/593)
- Inwerkingtreding
20-04-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-04-2016, PbEU 2017, L 87 (uitgifte: 31-03-2017, regelingnummer: 2017/593)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU(1), en met name artikel 16, lid 12, en artikel 24, lid 13,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 2014/65/EU voorziet in een alomvattende regeling om de bescherming van de belegger te verzekeren.
- (2)
De bescherming van financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten is een belangrijk onderdeel van deze regeling voor zover beleggingsondernemingen de verplichting hebben passende regelingen te treffen om de eigendomsrechten en rechten van de belegger te vrijwaren met betrekking tot de effecten en de geldmiddelen die aan een beleggingsonderneming zijn toevertrouwd. Beleggingsondernemingen moeten beschikken over passende en specifieke regelingen die ervoor moeten zorgen dat de financiële instrumenten en geldmiddelen van klanten gevrijwaard blijven.
- (3)
Teneinde het regelgevingskader voor de bescherming van beleggers verder te omschrijven en cliënten meer duidelijkheid te bieden, en in overeenstemming met de algemene strategie om banen en groei in de Unie te bevorderen door middel van een geïntegreerd wettelijk en economisch kader dat efficiënt is en alle marktdeelnemers billijk behandelt, is de Commissie bevoegd nadere regels vast te stellen om specifieke risico's voor de bescherming van de belegger of voor de integriteit van de markt aan te pakken.
- (4)
Wanneer een beleggingsonderneming geldmiddelen die zij namens een cliënt aanhoudt, bij een erkend geldmarktfonds deponeert, moeten de rechten van deelneming of aandelen in dit geldmarktfonds worden aangehouden overeenkomstig de voorschriften voor het aanhouden van aan cliënten toebehorende financiële instrumenten. Cliënten moeten uitdrukkelijk instemmen met het deponeren van deze geldmiddelen. Bij het evalueren van de kwaliteit van het geldmarktinstrument mag niet mechanisch worden vertrouwd op externe beoordelingen. Wanneer de rating echter wordt verlaagd door een door de ESMA geregistreerd en gecontroleerd bureau dat het instrument heeft beoordeeld, tot onder de twee hoogste kortetermijnratings, dient de beheerder een nieuwe evaluatie van de kredietkwaliteit van het geldmarktinstrument te verrichten om zich ervan te vergewissen dat het hoogwaardig blijft.
- (5)
Er moet één staflid worden aangesteld met algemene verantwoordelijkheid voor de vrijwaring van instrumenten en geldmiddelen van cliënten, om het risico te beperken dat de verantwoordelijkheid versnipperd raakt over verschillende afdelingen, vooral in grote en complexe ondernemingen, en om onbevredigende situaties te verhelpen waarin ondernemingen geen overzicht hebben van alle middelen waarmee zij aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Het staflid moet beschikken over voldoende vaardigheden en gezag om zijn taken daadwerkelijk en ongehinderd te vervullen, ook wanneer hij aan de leiding van de onderneming moet rapporteren over zijn toezicht, namelijk of de onderneming daadwerkelijk voldoet aan haar verplichting inzake vrijwaring van activa van cliënten. De aanstelling van het staflid staat het uitoefenen van bijkomende taken niet in de weg zolang dit personeelslid niet verhinderd wordt zich daadwerkelijk te kwijten van zijn taken van vrijwaring van financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten.
- (6)
Richtlijn 2014/65/EU vereist dat beleggingsondernemingen activa van cliënten vrijwaren. Ingevolge artikel 16, lid 10, van Richtlijn 2014/65/EU is het ondernemingen verboden met niet-zakelijke cliënten zekerheidsovereenkomsten te sluiten die tot overdracht leiden, met als doel huidige dan wel toekomstige of feitelijke dan wel voorwaardelijke of potentiële verplichtingen van cliënten te waarborgen of af te dekken. Het is beleggingsondernemingen echter niet verboden dergelijke zekerheidsovereenkomsten met zakelijke cliënten te sluiten. Het risico bestaat daarom dat wanneer er geen verdere richtsnoeren worden gegeven, beleggingsondernemingen in hun transacties met zakelijke cliënten deze overeenkomsten vaker zouden gebruiken dan redelijk kan worden gerechtvaardigd, waardoor de ingevoerde algemene regeling ter bescherming van de activa van cliënten zou worden ondermijnd. Gelet op de gevolgen die tot overdracht leidende zekerheidsovereenkomsten hebben op deze verplichting van ondernemingen ten aanzien van cliënten, en om ervoor te zorgen dat de regels van Richtlijn 2014/65/EU inzake vrijwaring en scheiding niet worden ondermijnd, moeten beleggingsondernemingen derhalve onderzoeken of het passend is deze zekerheidsovereenkomsten te gebruiken voor zakelijke cliënten, op basis van het verband tussen de verplichtingen van de cliënt ten aanzien van de onderneming en de activa van cliënten die aan deze zekerheidsovereenkomsten onderworpen zijn. Ondernemingen mogen tot overdracht leidende zekerheidsovereenkomsten in het geval van zakelijke cliënten alleen gebruiken indien zij aantonen dat deze overeenkomsten geschikt zijn ten aanzien van deze cliënt en zij de betrokken risico's alsmede de gevolgen van deze overeenkomsten voor zijn activa meedelen. Ondernemingen moeten het gebruik van tot overdracht leidende zekerheidsovereenkomsten met een gedocumenteerd proces ondersteunen. De mogelijkheid die zij krijgen om tot overdracht leidende zekerheidsovereenkomsten aan te gaan doet geen afbreuk aan de noodzaak vooraf uitdrukkelijke instemming van de cliënt te verkrijgen om zijn activa te gebruiken.
- (7)
Als een sterke band tussen krachtens een zekerheidsovereenkomst overgedragen zekerheid en de verbintenis van de cliënt wordt aangetoond, hoeft dit niet de mogelijkheid in de weg te staan om passende zekerheid te nemen tegen een verbintenis van een cliënt. Beleggingsondernemingen kunnen dus voldoende zekerheid blijven eisen en, indien nodig, dit doen via een zekerheidsovereenkomst die tot overdracht leidt. Deze verplichting neemt niet weg dat de voorschriften van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2) moeten worden nageleefd en mag niet verbieden dat op passende wijze gebruik wordt gemaakt van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, in het kader van transacties of reprotransacties voor zakelijke cliënten waarbij een voorwaardelijke verplichting wordt aangegaan.
- (8)
Terwijl sommige effectenfinancieringstransacties (hierna ‘SFT’ of ‘securities financing transactions’) de eigendomsoverdracht van de activa van cliënten kunnen vereisen, mag het voor een beleggingsonderneming in deze context niet mogelijk zijn regelingen te construeren die verboden zijn krachtens artikel 16, lid 10, van Richtlijn 2014/65/EU.
- (9)
Om cliënten passende bescherming te verzekeren met betrekking tot SFT's, moeten beleggingsondernemingen specifieke regelingen vaststellen om ervoor te zorgen dat de kredietnemer van de activa van cliënten passende zekerheid verschaft en dat toezicht wordt gehouden op de blijvende geschiktheid van deze zekerheid. Voor beleggingsondernemingen geldt de verplichting om indien zij partij zijn bij een SFT-overeenkomst, toezicht op de zekerheid te houden, ook wanneer zij optreden als gemachtigde voor de sluiting van een SFT of in het geval van een tripartiete overeenkomst tussen de externe kredietnemer, de cliënt en de beleggingsonderneming.
- (10)
Cliënten moeten vooraf hun uitdrukkelijke toestemming geven en beleggingsondernemingen moeten deze toestemming registreren om duidelijk te bewijzen waarmee de cliënt heeft ingestemd en om duidelijkheid te verschaffen over de status van de activa van de cliënt. De vorm waarin deze toestemming kan worden gegeven, hoeft echter niet bij wet te worden voorgeschreven en registratie kan worden begrepen als elke toelaatbare bewijsvorm naar nationaal recht. De toestemming van de cliënt kan worden gegeven van bij de aanvang van de zakelijke relatie op voorwaarde dat voldoende duidelijk is dat de cliënt heeft ingestemd met het gebruik van zijn effecten. Wanneer een beleggingsonderneming op instructie van de cliënt handelt en financiële instrumenten uitleent, en wanneer dit toestemming tot het aangaan van de transactie inhoudt, moet zij bewijsmateriaal bewaren om dit aan te tonen.
- (11)
Om een hoog niveau van bescherming van beleggers te handhaven, moeten beleggingsondernemingen, wanneer zij namens hun cliënten aangehouden financiële instrumenten op een rekening of op rekeningen bij een derde deponeren, de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag leggen bij de selectie, de aanwijzing en de periodieke beoordeling van de derde en van de regelingen voor het aanhouden en vrijwaren van de betrokken financiële instrumenten. Om ervoor te zorgen dat de financiële instrumenten te allen tijde de nodige zorgvuldigheid en bescherming genieten, moeten beleggingsondernemingen in het kader van hun due diligence rekenen op de deskundigheid en de marktreputatie van de andere derden waaraan de initiële derde, bij wie zij financiële instrumenten zouden kunnen deponeren, taken kan hebben gedelegeerd met betrekking tot het aanhouden en vrijwaren van financiële instrumenten.
- (12)
Wanneer beleggingsondernemingen geldmiddelen van een cliënt bij een derde plaatsen, moeten zij de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag leggen bij de selectie, de aanwijzing en de periodieke beoordeling van de derde en van de regelingen voor het aanhouden en vrijwaren van de betrokken middelen van cliënten, en moeten zij de behoefte aan diversificatie en beperking van risico's onderzoeken, indien nodig door de middelen van cliënten bij meer dan een enkele derde te beleggen met het oog op vrijwaring van de rechten van cliënten en beperking van het risico op verlies en misbruik. Beleggingsondernemingen mogen hun verplichting om naar diversificatie te streven niet ontwijken door hun cliënten te vragen af te zien van bescherming. De diversificatieverplichting moet van toepassing zijn op geldmiddelen van cliënten die in overeenstemming met artikel 4 van deze richtlijn zijn gedeponeerd. Dergelijke verplichtingen hoeven niet te gelden voor geldmiddelen van cliënten die alleen met het oog op de uitvoering van de transactie voor de cliënt zijn gestort bij de derde. Wanneer een beleggingsonderneming middelen van een cliënt naar een transactierekening heeft overgemaakt om een specifieke transactie voor de cliënt te verrichten, hoeven deze geldmiddelen daarom niet te vallen onder de verplichting tot diversificatie, bijvoorbeeld wanneer een onderneming aan een centrale tegenpartij of aan een beurs middelen heeft overgemaakt om een margestorting te verrichten.
- (13)
Om te garanderen dat geldmiddelen van cliënten op passende wijze worden beschermd, zoals voorgeschreven bij artikel 16, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU, moet een specifieke grens worden gesteld op de procentuele hoeveelheid geldmiddelen van cliënten die in een kredietinstelling binnen de groep kunnen worden gedeponeerd. Dit moet potentiële inbreuken op due-diligencevoorschriften aanzienlijk beperken en moet de besmettingsrisico's aanpakken die verbonden zijn aan het deponeren van alle geldmiddelen van de cliënt bij een kredietinstelling van dezelfde groep als de beleggingsonderneming. Hoewel het in sommige omstandigheden voor beleggingsondernemingen evenredig en passend kan zijn na rijp overleg middelen van klanten te deponeren bij entiteiten in dezelfde groep, moeten de nationale autoriteiten nauwlettend onderzoeken om welke redenen niet is gekozen voor diversificatie van middelen van cliënten buiten de groep van de beleggingsonderneming, om te voorkomen dat achterpoortjes worden gebruikt bij de toepassing van de algemene intragroepslimiet.
- (14)
Teneinde financiële instrumenten of geldmiddelen van cliënten te beschermen tegen toe-eigening door derden die daarmee schulden of kosten proberen in te vorderen welke niet tot de schulden of kosten van cliënten behoren, moet het voor beleggingsondernemingen mogelijk zijn alleen met zakelijkezekerheidsrechten, voorrechten of het recht van verrekening op activa van cliënten in te stemmen wanneer deze verplichting is opgelegd krachtens de toepasselijke wetgeving in een derde land. Aan cliënten moet voldoende toegesneden informatie over marktrisico's worden verstrekt zodat zij op de hoogte zijn van de specifieke risico's waarmee zij in dergelijke gevallen te maken krijgen.
- (15)
Teneinde in een vroeg stadium te voorkomen of de eventuele kans te verkleinen dat de regels voor bescherming van de belegger niet worden nageleefd, moeten beleggingsondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen en in omloop brengen, voorschriften op het gebied van de productgovernance in acht nemen. Voor de toepassing van productgovernanceregels moeten beleggingsondernemingen die financiële instrumenten creëren, ontwikkelen, uitgeven en/of ontwerpen, ook wanneer zij zakelijke emittenten adviseren over het uitbrengen van nieuwe financiële instrumenten, beschouwd worden als ontwikkelaar van het product, terwijl beleggingsondernemingen die financiële instrumenten en diensten aanbieden of verkopen aan cliënten, beschouwd moeten worden als distributeur.
- (16)
Entiteiten die niet aan de verplichtingen van Richtlijn 2014/65/EU onderworpen zijn maar die gemachtigd zijn beleggingsdiensten krachtens die richtlijn te verrichten, moeten met betrekking tot die diensten ook voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 2014/65/EU inzake productgovernance.
- (17)
Wanneer een beleggingsonderneming die financiële instrumenten creëert, ontwikkelt, uitgeeft of ontwerpt, ook betrokken is bij de distributie van die producten, zijn de productgovernanceregels voor ontwikkelaars en die voor distributeurs van toepassing. Hoewel het niet noodzakelijk is de beoordeling van de doelmarkt en de distributiestrategie dubbel te verrichten, moeten ondernemingen ervoor zorgen dat de eenmalige doelmarktbeoordeling en bepaling van de distributiestrategie voldoende gedetailleerd is om te voldoen aan de desbetreffende verplichtingen van zowel de ontwikkelaar als de distributeur.
- (18)
Rekening houdend met de in Richtlijn 2014/65/EU omschreven voorschriften en ter wille van de bescherming van de belegger moeten productgovernanceregels van toepassing zijn op alle producten die op primaire en secundaire markten worden verkocht, ongeacht het soort geleverde producten of diensten en de voorschriften die op dat verkooppunt van toepassing zijn. Deze regels mogen echter op evenredige wijze worden toegepast, afhankelijk van de complexiteit van het product en de mate waarin publiek beschikbare informatie kan worden verkregen, rekening houdend met de aard van het instrument, de beleggingsdienst en de doelmarkt. Evenredigheid betekent dat deze regels betrekkelijk simpel kunnen zijn voor bepaalde eenvoudige producten die alleen voor uitvoering worden gedistribueerd, wanneer deze producten verenigbaar zijn met de behoeften en kenmerken van de massaretailmarkt.
- (19)
Het niveau van granulariteit van de doelmarkt en de criteria voor het afbakenen van de doelmarkt en voor het bepalen van de passende distributiestrategie moeten relevant zijn voor het product en moeten de mogelijkheid bieden te beoordelen of de cliënten tot de doelmarkt behoren, bijvoorbeeld om de lopende evaluaties na lancering van het financieel instrument te ondersteunen. Voor eenvoudigere, meer gebruikelijke producten kan de doelmarkt minder nauwkeurig worden bepaald terwijl voor meer ingewikkelde producten zoals voor bail-in in aanmerking komende instrumenten of voor minder gebruikelijke producten nauwkeuriger doelmarkten dienen te worden afgebakend.
- (20)
Voor de efficiënte werking van de productgovernanceverplichtingen moeten distributeurs ontwikkelaars regelmatig informeren over hun ervaring met de producten. Hoewel distributeurs niet verplicht kunnen worden elke verkoop aan de ontwikkelaar te melden, moeten zij de gegevens verstrekken die de ontwikkelaar nodig heeft om het product te evalueren en om na te gaan of het product blijft overeenstemmen met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de doelmarkt zoals bepaald door de ontwikkelaar. Relevante informatie kan betrekking hebben op de verkoop buiten de doelmarkt van de ontwikkelaar en kan beknopte gegevens over het soort cliënten bevatten, of een samenvatting van de ontvangen klachten of van de feedback op vragen die de ontwikkelaar aan een steekproef van cliënten heeft voorgelegd.
- (21)
Ter versterking van de bescherming van beleggers en om cliënten meer duidelijkheid te verschaffen over de kwaliteit van de diensten die zij ontvangen, heeft Richtlijn 2014/65/EU de mogelijkheid voor ondernemingen om inducements te ontvangen of te betalen verder ingeperkt. Daarom moet uitvoerig worden omschreven onder welke voorwaarden het mogelijk is inducements te ontvangen of te betalen. Met name moet de voorwaarde dat inducements de kwaliteit van de dienstverlening aan de cliënt moeten verbeteren, verder worden omschreven en afgebakend. Met dat doel en rekening houdend met bepaalde andere voorwaarden moet een niet-exhaustieve lijst worden opgemaakt van situaties die relevant worden geacht voor de voorwaarde dat inducements de kwaliteit van de dienstverlening aan de betrokken cliënt moeten verbeteren.
- (22)
Een provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming mag alleen worden betaald of aanvaard wanneer dit gerechtvaardigd wordt door een bijkomende dienst of een hoger niveau van dienstverlening aan de betrokken cliënt. Het kan daarbij gaan om het verlenen van beleggingsadvies over en toegang tot een breed gamma van geschikte financiële instrumenten, waaronder een passend aantal instrumenten van derde productaanbieders, of het verstrekken van niet-onafhankelijk advies gecombineerd ofwel met het aanbod aan de cliënt om, ten minste jaarlijks, de blijvende geschiktheid te evalueren van de financiële instrumenten waarin de cliënt belegd heeft, blijven, ofwel met een andere doorlopende dienst die de cliënt van waarde zou kunnen zijn. Dit kan ook het geval zijn voor andere diensten dan adviesverlening, wanneer beleggingsondernemingen tegen concurrerende prijzen toegang verlenen tot een breed gamma van financiële instrumenten die aan de behoeften van de cliënten zouden kunnen voldoen, waaronder een passend aantal instrumenten van derde productaanbieders die geen nauwe banden met de beleggingsonderneming hebben, samen met een aanbod van tools met toegevoegde waarde zoals objectieve informatieverstrekking, ondersteuning van de betrokken cliënt bij beleggingsbeslissingen of de mogelijkheid om de reeks financiële instrumenten waarin is belegd, te monitoren, te modelleren of te corrigeren. De waarde van de genoemde kwaliteitsverbetering die de beleggingsonderneming daarmee verleent aan de cliënten die deze dienst ontvangen, moet evenredig zijn met de inducements die de beleggingsonderneming heeft ontvangen.
- (23)
Hoewel beleggingsondernemingen, wanneer zij aan het criterium van kwaliteitsverbetering hebben voldaan, het hogere niveau van kwaliteit moeten handhaven, betekent dit niet dat zij in de loop van de tijd voor een steeds betere kwaliteit van dienstverlening moeten zorgen.
- (24)
Verder moet ook een nadere omschrijving worden gegeven van de verplichting voor beleggingsondernemingen om de klanten alle provisies, commissies of geldelijke tegemoetkomingen door te geven die zij van derden hebben ontvangen voor onafhankelijk beleggingsadvies of voor vermogensbeheerdiensten. De ondernemingen moeten de inducements weliswaar zo spoedig mogelijk doorgeven maar mogen daarvoor niet aan een specifieke termijn worden onderworpen aangezien het mogelijk is dat zij betalingen van derden op verschillende tijdstippen en voor een aantal cliënten samen ontvangen.
- (25)
Om te waarborgen dat cliënten een algemeen overzicht krijgen van de relevante informatie met betrekking tot de verleende diensten, moeten beleggingsondernemingen hun cliënten informeren over de provisies, commissies of geldelijke tegemoetkomingen die hen overgemaakt zijn.
- (26)
Beleggingsondernemingen die zowel uitvoerend werk als onderzoeksdiensten verrichten, moeten deze diensten afzonderlijk prijzen en verstrekken, zodat in de Unie gevestigde beleggingsondernemingen in staat zijn te voldoen aan het verbod op het ontvangen of het behouden van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen betaald of verstrekt door een derde of een voor rekening van een derde handelende persoon, zoals voorgeschreven bij artikel 24, leden 7 en 8, van Richtlijn 2014/65/EU.
- (27)
Ter wille van de rechtszekerheid in de toepassing van nieuwe regels voor ontvangst of betaling van inducements, in het bijzonder voor beleggingsondernemingen die onafhankelijk beleggingsadvies of vermogensbeheerdiensten verstrekken, moet meer duidelijkheid worden geschapen over de betaling of ontvangst van onderzoeksdiensten. Wanneer onderzoek niet rechtstreeks uit de eigen middelen van de beleggingsonderneming wordt betaald maar uit een afzonderlijke betalingsrekening voor onderzoek, moeten met name een aantal voorwaarden worden gegarandeerd. De rekening voor de betaling van het onderzoek mag alleen worden gefinancierd door bij de cliënt een specifieke vergoeding te innen, die uitsluitend gebaseerd mag zijn op een door de beleggingsonderneming vastgesteld onderzoeksbudget en niet gebonden is aan het volume en/of de waarde van transacties namens cliënten. Operationele regelingen voor de inning van de onderzoeksvergoeding bij de cliënt moeten voldoen aan al die voorwaarden. Bij het gebruik van die regelingen moet de beleggingsonderneming ervoor zorgen dat de kosten van het onderzoek die door de bij de cliënt geïnde vergoeding worden gefinancierd, niet gebonden zijn aan het volume of de waarde van andere diensten of voordelen, en niet gebruikt worden voor andere doeleinden, zoals de kosten voor uitvoering.
- (28)
Om ervoor te zorgen dat portefeuillebeheerders en onafhankelijke beleggingsadviseurs passend toezicht houden op betalingen voor onderzoek en om te bereiken dat uitgaven voor onderzoek worden verricht in het belang van de cliënt, moeten gedetailleerde governanceregels worden opgesteld voor onderzoeksuitgaven. Beleggingsondernemingen moeten voldoende controle houden over de totale uitgaven voor onderzoek, over de inning van de onderzoeksvergoedingen bij de cliënt en over de vaststelling van betalingen. In deze context dient onderzoek te worden begrepen als onderzoeksmateriaal of -diensten met betrekking tot een of meer financiële instrumenten of andere activa, of emittenten of potentiële gebruikers van financiële instrumenten, of nauw verband te houden met een specifieke bedrijfssector of markt zodat hiermee wordt bijgedragen tot de opinievorming over financiële instrumenten, activa of emittenten binnen die sector. Dat soort materiaal of diensten houdt een expliciete of impliciete aanbeveling of suggestie in voor een beleggingsstrategie en biedt gefundeerd advies over de huidige of toekomstige waarde of prijs van die instrumenten of activa. Het kan ook analyses en originele inzichten bevatten en conclusies aanreiken op basis van nieuwe of bestaande informatie die bruikbaar is voor de inhoudelijke ondersteuning van de beleggingsstrategie en die van belang is alsook in staat is om waarde toe te voegen aan de beslissingen van de beleggingsonderneming namens de cliënten die dit onderzoek vergoeden.
- (29)
Ter verduidelijking van de beperking op het ontvangen van inducements wanneer beleggingsondernemingen onafhankelijk beleggingsadvies of vermogensbeheerdiensten verstrekken, alsmede voor de toepassing van onderzoeksregels, moet ook worden vermeld hoe de vrijstelling voor kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen kan worden toegepast met betrekking tot bepaalde andere soorten informatie of materiaal van derden. Met name schriftelijk materiaal van een derde dat is besteld en betaald door een zakelijke emittent of een potentiële emittent voor de promotie van een nieuwe uitgifte van die onderneming, of het geval waarin een derde door de emittent contractueel in dienst is genomen en betaald om dit materiaal permanent te promoten, moet aanvaardbaar zijn als klein niet-geldelijk voordeel, dat voor bekendmaking in aanmerking moet komen en waarvan het materiaal vrij beschikbaar wordt gesteld. Verder zijn er niet-substantiële materialen of diensten zoals kortetermijnbeschouwingen over de jongste economische statistieken of bedrijfsresultaten of informatie over komende uitgiften of evenementen, die door een derde wordt geleverd en alleen een samenvatting bieden van een eigen opinie over deze informatie, zonder dat deze verder worden gefundeerd of inhoudelijk geanalyseerd, voor zover het alleen gaat om een herhaling van opinies op basis van bestaande aanbevelingen, inhoudelijke onderzoeken of diensten. Deze kunnen worden aangemerkt als informatie met betrekking tot een financieel instrument of een beleggingsdienst die van zodanige aard en omvang is dat het om een aanvaardbare kleine niet-geldelijke tegemoetkoming gaat.
- (30)
Met name mag geen enkele niet-geldelijke tegemoetkoming met betrokkenheid van een derde waardoor aan de beleggingsonderneming waardevolle middelen toekomen, als klein worden beschouwd en moet worden aangenomen dat deze in strijd is met de verplichting van de beleggingsonderneming te handelen in het belang van haar cliënt.
- (31)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en strookt met de beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, en moet overeenkomstig deze rechten en beginselen worden toegepast.
- (32)
De Europese Autoriteit voor effecten en markten opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van de Raad en het Parlement (3) is voor technisch advies geraadpleegd over de in deze richtlijn neergelegde regels.
- (33)
Om bevoegde autoriteiten en beleggingsondernemingen in staat te stellen zich aan de nieuwe voorschriften in deze richtlijn aan te passen zodat deze op efficiënte en effectieve wijze kunnen worden toegepast, moeten de datum van omzetting en de datum van toepassing van deze richtlijn worden afgestemd op de gegevens van omzetting en inwerkingtreding van Richtlijn 2014/65/EU.
- (34)
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).