Einde inhoudsopgave
Richtlijn 91/676/EEG inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Nitraatrichtlijn)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-12-2008
- Bronpublicatie:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Inwerkingtreding
11-12-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Algemeen
Richtlijn van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat het nitraatgehalte van het water in sommige gebieden van de Lid-Staten toeneemt en reeds hoog is gemeten aan de normen die zijn vastgesteld in Richtlijn 75/440/EEG van de Raad van 16 juni 1975 betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor produktie van drinkwater in de Lid-Staten (4), zoals gewijzigd bij Richtlijn 79/869/EEG (5), en Richtlijn 80/778/EEG van de Raad van 15 juli 1980 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (6), zoals gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1985;
Overwegende dat in het vierde milieu-actieprogramma van de Europese Gemeenschappen (7) werd vermeld dat de Commissie voornemens was een voorstel op te stellen voor een richtlijn inzake de beheersing en beperking van waterverontreiniging die het gevolg is van het opbrengen of lozen van dierlijke mest en een buitensporig gebruik van meststoffen;
Overwegende dat in de plannen voor hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die zijn uiteengezet in het Groenboek van de Commissie ‘Perspectieven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid’, is vermeld dat het gebruik van stikstof bevattende meststoffen en dierlijke mest weliswaar noodzakelijk is voor de landbouw in de Gemeenschap, doch het buitensporige gebruik van meststoffen een milieurisico vormt, dat een gemeenschappelijk optreden nodig is om de problemen die worden veroorzaakt door de intensieve veehouderij het hoofd te bieden en dat er in het landbouwbeleid meer rekening moet worden gehouden met het milieubeleid;
Overwegende dat de Raad de Commissie in zijn resolutie van 28 juni 1988 betreffende de bescherming van de Noordzee en van andere wateren in de Gemeenschap (8) heeft verzocht voorstellen in te dienen voor maatregelen op Gemeenschapsniveau;
Overwegende dat nitraten uit agrarische bronnen de voornaamste oorzaak zijn van de van diffuse bronnen afkomstige verontreiniging van het water in de Gemeenschap;
Overwegende dat het daarom nodig is, ten einde de gezondheid van de mens en de levende hulpbronnen en aquatische ecosystemen te beschermen en ander rechtmatig gebruik van water veilig te stellen, de door nitraten uit agrarische bronnen veroorzaakte of teweeggebrachte waterverontreiniging te verminderen en verdere verontreiniging van dien aard te voorkomen; dat het daartoe van belang is maatregelen te nemen betreffende de opslag en het op of in de bodem brengen van alle stikstofverbindingen, en betreffende bepaalde landbeheerpraktijken;
Overwegende dat een optreden op het niveau van de Gemeenschap overeenkomstig artikel 130 R noodzakelijk is, daar nitraatverontreiniging van water in een Lid-Staat van invloed kan zijn op het water in andere Lid-Staten;
Overwegende dat de Lid-Staten alle wateren een algemeen beschermingsniveau tegen verontreiniging in de toekomst kunnen bieden door goede landbouwpraktijken te stimuleren;
Overwegende dat bepaalde zones die afwateren in wateren die gevoelig zijn voor verontreiniging door stikstofverbindingen speciale bescherming behoeven;
Overwegende dat het noodzakelijk is dat de Lid-Staten kwetsbare zones vaststellen en actieprogramma's opstellen en uitvoeren om de verontreiniging van water door stikstofverbindingen in kwetsbare zones te verminderen;
Overwegende dat zulke actieprogramma's maatregelen dienen te omvatten om het op of in de bodem brengen van alle stikstof bevattende meststoffen te beperken en om in het bijzonder specifieke grenswaarden voor het opbrengen van dierlijke mest vast te stellen;
Overwegende dat het nodig is de wateren te controleren en referentiemeetmethoden voor stikstofverbindingen toe te passen om te waarborgen dat de maatregelen doeltreffend zijn;
Overwegende dat de hydrogeologische situatie in bepaalde Lid-Staten van dien aard is dat het vele jaren kan duren voordat beschermingsmaatregelen tot verbetering van de waterkwaliteit leiden;
Overwegende dat er een Comité moet worden ingesteld om de Commissie bij te staan bij aangelegenheden die verband houden met de uitvoering van deze richtlijn en de aanpassing ervan aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang;
Overwegende dat de Lid-Staten verslagen over de uitvoering van deze richtlijn moeten opstellen en aan de Commissie dienen voor te leggen;
Overwegende dat de Commissie regelmatig verslag moet uitbrengen over de uitvoering van deze richtlijn door de Lid-Staten,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB nr. C 54 van 3. 3. 1989, blz. 4, en PB nr. C 51 van 2. 3. 1990, blz. 12.
PB nr. C 158 van 26. 6. 1989, blz. 487.
PB nr. C 159 van 26. 6. 1989, blz. 1.
PB nr. L 194 van 25. 7. 1975, blz. 26.
PB nr. L 271 van 29. 10. 1979, blz. 44.
PB nr. L 229 van 30. 8. 1980, blz. 11.
PB nr. C 328 van 7. 12. 1987, blz. 1.
PB nr. C 209 van 9. 8. 1988, blz. 3.