Einde inhoudsopgave
Richtlijn 91/676/EEG inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Nitraatrichtlijn)
Bijlage III
Geldend
Geldend vanaf 11-12-2008
- Bronpublicatie:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Inwerkingtreding
11-12-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Algemeen
Maatregelen die in actieprogramma's als bedoeld in artikel 5, lid 4, onder a), moeten worden opgenomen
1
Deze maatregelen behelzen voorschriften betreffende:
- 1.
de periodes waarin het op of in de bodem brengen van bepaalde soorten meststoffen verboden is;
- 2.
de opslagcapaciteit van tanks voor dierlijke mest; deze moet groter zijn dan die welke vereist is voor de langste periode waarin het op of in de bodem brengen van mest in de betrokken kwetsbare zone verboden is, behalve wanneer ten genoegen van de bevoegde instantie kan worden aangetoond dat elke hoeveelheid mest boven de werkelijke opslagcapaciteit op een voor het milieu onschadelijke wijze zal worden verwijderd;
- 3.
beperking van het op of in de bodem brengen van meststoffen overeenkomstig de goede landbouwpraktijken en rekening houdend met de kenmerken van de betrokken kwetsbare zone, met name:
- a)
bodemgesteldheid, grondsoort en schuinte van hellingen;
- b)
klimaatomstandigheden, neerslag en irrigatie;
- c)
landgebruik en landbouwpraktijken, waaronder vruchtwisselingssystemen, en gebaseerd op een balans tussen:
- i)
de te verwachten stikstofbehoeften van de gewassen, en
- ii)
de stikstoftoevoer naar de gewassen uit de bodem en uit bemesting die overeenkomt met:
- —
de hoeveelheid stikstof die in de bodem aanwezig is op het moment dat het gewas begint het in significante mate te gebruiken (aanwezige hoeveelheden aan het eind van de winter);
- —
de toevoer van stikstof door de nettomineralisatie van de voorraden organische stikstof in de bodem;
- —
toevoeging van stikstofverbindingen uit dierlijke mest;
- —
toevoeging van stikstofverbindingen uit kunstmest en andere meststoffen.
2
Deze maatregelen moeten waarborgen dat de elk jaar op of in de bodem gebrachte hoeveelheid dierlijke mest, met inbegrip van die welke door de dieren zelf wordt opgebracht, voor elk landbouw- of veehouderijbedrijf een bepaalde hoeveelheid per hectare niet overschrijdt.
Deze bepaalde hoeveelheid per hectare is de hoeveelheid mest die 170 kg N bevat. De Lid-Staten mogen evenwel:
- a)
voor het eerste actieprogramma van vier jaar een maximaal 210 kg N bevattende hoeveelheid dierlijke mest toestaan;
- b)
gedurende en na het eerste actieprogramma van vier jaar andere hoeveelheden dan de bovengenoemde vaststellen. Deze hoeveelheden moeten zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan het bereiken van de in artikel 1 genoemde doelstellingen, en zij moeten worden gemotiveerd aan de hand van objectieve criteria, bij voorbeeld:
- —
lange groeiperiodes;
- —
gewassen met hoge stikstofopname;
- —
hoge nettoneerslag in de kwetsbare zone;
- —
bodems met een uitzonderlijk hoog denitrificatievermogen.
Indien een lidstaat krachtens punt b) van de tweede alinea een andere hoeveelheid toestaat, doet hij daarvan mededeling aan de Commissie, die de motivering volgens de regelgevingsprocedure van artikel 9, lid 2, bestudeert.
3
De Lid-Staten kunnen de in punt 2 genoemde hoeveelheden berekenen op basis van aantallen dieren.
4
De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de wijze waarop zij de bepalingen van punt 2 toepassen. In het licht van de ontvangen informatie kan de Commissie, indien zij dit noodzakelijk acht, overeenkomstig artikel 11 passende voorstellen aan de Raad voorleggen.