Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 38
Geldend
Geldend vanaf 12-04-2011
- Bronpublicatie:
15-03-2011, PbEU 2011, L 77 (uitgifte: 23-03-2011, regelingnummer: 282/2011)
- Inwerkingtreding
12-04-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2011, PbEU 2011, L 77 (uitgifte: 23-03-2011, regelingnummer: 282/2011)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Omzetbelasting / Plaats van levering en dienst
1.
Onder ‘vervoermiddelen’ als bedoeld in artikel 56 en artikel 59, eerste alinea, onder g), van Richtlijn 2006/112/EG worden mede verstaan voertuigen, al dan niet gemotoriseerd, alsook ander materieel en andere toestellen bestemd voor het vervoer van personen of zaken van de ene naar een andere plaats, die door voertuigen kunnen worden getrokken, gesleept of geduwd en die gewoonlijk voor vervoer zijn ontworpen en daarvoor feitelijk kunnen worden gebruikt.
2.
Onder de in lid 1 bedoelde vervoermiddelen worden in het bijzonder de volgende voertuigen verstaan:
- a)
landvoertuigen, zoals auto's, motorfietsen, twee- en driewielers, en caravans;
- b)
aanhangwagens en opleggers;
- c)
treinwagons;
- d)
vaartuigen;
- e)
luchtvaartuigen;
- f)
voertuigen speciaal ontworpen voor het vervoer van zieken of gewonden;
- g)
landbouwtrekkers en andere landbouwvoertuigen;
- h)
mechanisch of elektronisch aangedreven invalidenwagens.
3.
Voertuigen die bestemd zijn voor stationair gebruik en containers worden niet als in lid 1 bedoelde vervoermiddelen beschouwd.